Twintig onderwerpen in twee maanden

De periode rondom de herfstvakantie biedt een mooi moment om terug te kijken naar wat we sinds het zomerreces hebben behandeld in het GNMI-Netwerk. In de twee maanden die we onderweg zijn hebben we bijeenkomsten gehad van het IVO, het platform Regionale Mobiliteit, de contactgroep OV, de contactgroep Parkeren, de themagroep Taxi, de themagroep Deelmobiliteit en de themagroep Stadslogistiek. Deze bijeenkomsten leverden in totaal twintig onderwerpen op voor beleidsafstemming, kennisdeling en positionering van de gemeenten in het mobiliteitsbeleid. 

Arthur ter Weeme

Een aantal onderwerpen licht ik er graag even uit. Allereerst is het merkbaar dat de zero emissiezones dichterbij komen. Gemeenten zijn al lange tijd druk bezig met de voorbereidingen voor de invoering, maar ondertussen wordt het steeds concreter. Een belangrijk thema is de communicatie tussen gemeenten en ondernemers, maar ook de vraag of je als gemeente de besluitvorming over de zero emissiezone voor de vrachtwagens en bestelbusjes kunt combineren met een zone voor het taxivervoer. Op het gebied van verkeersveiligheid de afgelopen weken veel aandacht voor de fiets. Het Ministerie van IenW heeft met ons het onderzoek naar de oplossingsrichtingen voor het opvoeren van de LEV’s (waaronder de fatbike) besproken. Interessant daarbij de concrete maatregelen waar meerdere gemeenten waaronder Amsterdam samen met het Rijk over in gesprek zijn. We werden meegenomen in het Meerjarenplan Fietsveiligheid van het ministerie en er staat een vraag uit in het GNMI-Netwerk over de innovatieve maatregelen voor fietsveiligheid waar subsidie voor kan worden aangevraagd. Over innovatie gesproken, de Universiteit van Utrecht vraagt via het GNMI-Netwerk naar gemeenten om mee te draaien in een klankbordgroep voor het ontwikkelen en implementeren van ‘radicale toekomstscenario’s’ voor mobiliteit, op basis van praktijkonderzoek in drie gemeenten. Er zijn nog veel meer onderwerpen besproken in de groepen van het GNMI-Netwerk. Ik zet ze, inclusief die ik zojuist genoemd, hieronder op een rijtje: 

  • Zero emissiezones voor stadslogistiek 
  • Onderzoek radicale toekomstscenario’s (Universiteit Utrecht) 
  • Onderzoek opvoeren LEV’s (inclusief fatbike) 
  • Meerjarenplan Fietsveiligheid (Ministerie van IenW) 
  • Omgevingswet en mobiliteit 
  • Mobiliteitsvisie Groningen (inclusief de leidraad met tien dimensies) 
  • GPK (nieuwe EU-wetgeving, verkenning areaal en digitalisering) 
  • Toekomstperspectief Automobiliteit (Ministerie van IenW) 
  • Regionaal Mobiliteitsplan (RMP) Noordoost-Brabant
  • Landelijke aanpak overwegen: normering (Ministerie van IenW en ProRail)
  • Buurtinitiatieven voor kleine stationsgebieden (Vereniging Stations Lokaal)
  • Centraal Haltebestand (DOVA)
  • Parkeerbeleid Amersfoort (inclusief relatie Omgevingswet en totstandkoming parkeernorm)
  • Mobiliteitshubs (relatie gebiedsontwikkeling en Rijksbijdrage) 
  • Beleid deelmobiliteit Gouda (inclusief verbinding met regio) 
  • Natuurlijk!Deelmobiliteit (nationaal programma) 
  • Evaluatie WP2000 voor taxi (Ministerie van IenW) 
  • Ontwikkelingen taxibeleid Amsterdam en andere grote gemeenten 
  • Bermparkeren 
  • Inzet en handhaving geluidflitsers

De komst van het nationaal programma Natuurlijk!Deelmobiliteit maakt onze groep Deelmobiliteit overbodig. De deelnemers hebben hun waardering uitgesproken voor de meerwaarde die het gaf de afgelopen jaren, maar het nationaal programma voorziet ondertussen in dezelfde behoeften. Het onderwerp verdwijnt bij het GNMI niet. We gaan deelmobiliteit agenderen in de andere groepen, zodat we de relatie gaan leggen met parkeren, verkeersveiligheid, OV en andere invalshoeken. Ik wil deze gelegenheid ook even aangrijpen voor een bedankje aan de VNG, CROW en het Kennisnetwerk SPV voor hun actieve bijdragen aan de bijeenkomsten van ons netwerk.  Zij bieden via het GNMI-Netwerk gemeenten de mogelijkheid om periodiek op de hoogte te blijven en inbreng te leveren voor de belangenbehartiging en de kennisontwikkeling. 

Tenslotte de agenda voor de komende bijeenkomsten van de groepen van het GNMI-Netwerk. Ben je niet aangesloten bij een groep, maar wil je een keer vrijblijvend kijken? Dat kan. Meld je aan via deze link. Ik probeer bij alle bijeenkomsten van het GNMI-Netwerk aanwezig te zijn, dus wellicht zie ik je daar! 

Arthur ter Weeme

Leren van elkaar

Vrijdag 12 mei waren we weer voor het eerst na lange tijd bijeen met het IVO op locatie in Zwolle.  We hadden bewust een agenda met alleen maar beleids- en praktijkvoorbeelden van de gastgemeente. Misschien is dat ook iets wat we vaker moeten doen.  

We zijn vaak gericht op landelijke trajecten en willen een bijdrage leveren aan beleidsafstemming tussen nationale opgaven. Maar dat levert toch een minder tastbaar resultaat op, want het gaat dan om generieke ontwikkelingen waar soms een wetswijziging bij komt kijken en dan duurt het wel even voordat je als gemeente daar de vruchten van plukt. Terwijl je als beleidsmedewerker wellicht sneller iets tastbaars hebt aan een verhaal van een collega van een andere gemeente over hoe een straat anders in te richten met telkens veranderende perceptie over leefbaarheid. Het ook wel eens goed om te horen dat een andere gemeente met dezelfde verkeerskundige en ruimtelijke complexiteit te maken heeft, een gelijksoortige dynamiek met stakeholders, bestuurlijke trajecten of de interne afstemming binnen de eigen organisatie. Ik denk dat ons werkbezoek in Zwolle ons dat weer goed duidelijk maakte.  

Tips

Er zijn wel verschillen in schaal en volumes, maar omdat er juist zoveel overeenkomsten zijn is het fantastisch om onderdelen van elkaar over te nemen en toe te passen binnen de eigen gemeente. Dat gebeurt natuurlijk al heel veel op regionale schaal, maar het is mooi om te zien hoe er tips komen uit Tilburg over de autoluwe binnenstad, uit Almelo over het duurzame mobiliteitsplan van Hengelo, uit Gouda over begrijpelijke communicatie over mobiliteitsbeleid, uit Alkmaar over de kostenverdeling bij projectontwikkeling en Almere leert over de mobihubs bij projectontwikkeling in Zwolle. En wisten jullie dat we bij de contactgroep OV vaak collega’s van de Vlaamse steden en gemeenten hebben zitten en bij de themagroep Stadslogistiek sluit de secretaris van de Vlaamse Green Deal voor stedelijke logistiek aan. Op 20 juni krijgen we in de themagroep Stadslogistiek een presentatie over een pilotproject voor slimme stadsdistributie in Hasselt (Belgisch Limburg).  

Op locatie

Maar terug naar ons eigen land: een ander voorbeeld van kennisuitwisseling en beleidsafstemming vinden we bij de contactgroep Verkeersveiligheid van 27 juni. Dan gaan we naar Leiden en staat de voetganger centraal bij de Netwerkdag Mens en Straat die we samen organiseren. Meer over het project Slim en Groen Onderweg van Groningen-Assen kwam aan de orde tijdens het Platform Regionale Mobiliteit, aansluitend op de presentatie over het KiM-Rapport Mobiliteit en bereikbaarheid in stedelijk en ruraal Nederland. En dan is er ook nog de themagroep Deelmobiliteit van mijn collega Jaap Berends waar veel praktijkvoorbeelden aan bod komen en de contactgroep Parkeren die onlangs in het teken stond van gedrag (met dank aan CROW). In de themagroep Taxi hebben de gemeenten een gezamenlijke reactie opgesteld voor de evaluatie van de Wp2000 en in de contactgroep OV bespraken we het Toekomstbeeld OV en gingen we in gesprek met de opdrachtgevers OV over de impact van 30km/u op het openbaar vervoer. Weliswaar weer veel online bijeenkomsten, maar als de gemeenten bereid zijn dit te faciliteren, hoop ik dat we vaker op locatie kunnen afspreken. Want als we met de excursie op die fietsen door de stad rijden gedragen we ons ook precies als iedere weggebruiker! Dus wil je graag een bijeenkomst op locatie hosten, dan hoor ik dat graag! 

Arthur Ter Weeme

PS Omdat we toch bezig zijn: kom ook het GNMI Mini-seminar op 28 juni over ruimtelijke inrichting en mobiliteit onder leiding van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. 

Genoeg mobiliteitsuitdagingen voor de komende jaren: van slim ruimtegebruik tot gedragsverandering

Als nieuwe voorzitter van het GNMI en nog geen jaar wethouder van Nijmegen ben ik aan de slag gegaan met de ambitieuze opdracht in het Nijmeegse coalitieakkoord om de mobiliteitstransitie te versnellen. Aansluitend bij de nationale omgevingsvisie is dit een opdracht die veel steden vast herkennen. Het GNMI kan bijdragen aan de kennisuitwisseling hierover, en over andere mobiliteitsuitdagingen, in Nederland. Ongeacht de identiteit van een gemeente. Daar draag ik als nieuwe voorzitter graag aan bij.

Cilia Daemen

Cilia Daemen

Op het moment van het verschijnen van deze nieuwsbrief heeft het college van burgemeester en wethouders in Nijmegen nét de Agenda Versnelling Mobiliteitstransitie vastgesteld. Is dit nieuw beleid? Nee. Maar het dwingt wel tot keuzes om de ruimte die we in Nijmegen hebben zo slim mogelijk in te richten. Voor wonen, recreëren en uiteraard mobiliteit.

Duurzame keuze

Als wethouder Mobiliteit ben ik blij met deze Agenda: nu hebben we voorstellen die we kunnen bespreken met de gemeenteraad en Nijmegenaren. Van allebei verwacht ik duidelijke meningen. En dat is logisch, want het is ook balanceren. Want lopen, fietsen en deelmobiliteit vraagt niet alleen minder ruimte in een stad dan autorijden, maar is ook beter voor het klimaat en schone lucht. Parkeren buiten het centrum is dan een logische keuze. Minder logisch voelt deze keuze voor de ondernemer die het de klant zo makkelijk mogelijk wil maken en het liefst parkeergelegenheid voor de voordeur aanbiedt. Deze hele transitie vraagt dus best wat van de Nijmegenaren.

Frisse neus

Uit eigen ervaring weet ik dat bepaald gedrag ook wennen is. Ik heb zelf nooit een auto gehad en ga zo vaak mogelijk met het openbaar vervoer. Moet ik ergens naartoe waar dit lastig gaat, dan maak ik gebruik van een deelauto. Ook als ik met mijn twee kleine kinderen en partner op pad ga. Is met slecht weer, veel spullen om mee te nemen en een deelauto die ik eerst moet ophalen, het idee van een eigen auto toch niet aantrekkelijk? Nee. Ik fiets en loop zoveel mogelijk – heerlijk, meteen een frisse neus en beweging! – en een vooral stilstaande auto kost vooral veel geld. Los van het klimaat. Ik kan iedereen die niet afhankelijk is van de auto deelmobiliteit aanraden.

Voordelen ervaren

Ik wil mensen hier ook graag aan laten proeven. Daar kunnen we nog veel meer gebruik van maken. Het moet uiteindelijk niet alleen een keuze zijn van een kleine groep principiëlen. Voor een transitie is het nodig dat veel meer mensen hier bekend mee raken, de voordelen ervaren en om verschillende redenen hierop overgaan. Of dat nu om financiële redenen gaat of vanuit duurzaamheid of gemak, want: geen gedoe met garages, reparaties en verzekeringen en dergelijke.

300 potentiële leden

Als wethouder Mobiliteit is er uitdaging en ambitie genoeg dus. Als nieuwe voorzitter van het GNMI hoop ik vooral de kennisdeling die via dit netwerk plaatsvindt en de samenwerking die er al is, te versterken. Kennis van of mogelijke samenwerking op het gebied van openbaar vervoer, parkeren en duurzaamheid is waardevol. Ik heb al gemerkt dat verkeersveiligheid een thema is wat veel leden bezighoudt, net als raadsleden. Hier zie ik wel een kans, om dit als uitgangspunt te nemen voor bepaalde veranderingen en redeneringen. Denk bijvoorbeeld aan schoolstraten. Én met nu zo’n 50 leden zie ik ook nog wel een kans voor de bijna 300 potentiële leden.

Cilia Daemen

Wethouder gemeente Nijmegen en voorzitter GNMI

Toewerken naar een regionaal mobiliteitsbudget

Het regionale mobiliteitsnetwerk loopt vast door woningbouw, dus maatregelen zijn meer dan nodig. We moeten nu echt toewerken naar een regionaal mobiliteitsbudget, waar alle betrokken partijen (Rijk, provincie en gemeenten) hun bijdrage aan leveren.

Johan Leferink

Johan Leferink

Niet alleen in de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen worden veel woningen gebouwd, ook in andere regio’s van Nederland. Behalve woonruimte moet iedereen kunnen reizen (naar werk, school, vrienden en recreatie). Dit komt in gevaar, want voor mobiliteit komt volgens mij een ernstig beeld naar voren. De extra woningen zorgen voor zeer grote toename van verplaatsingen, waardoor onze wegen vastlopen. Dit blijkt uit meerdere studies, waaronder de Integrale mobiliteitsanalyse en een Mobiliteitsanalyse en Stresstest Verstedelijkingsstrategie van Arnhem, Nijmegen, Foodvalley die in opdracht het ministerie van BZK, IenW, provincie Gelderland, regio en gemeenten zijn gemaakt.

Investeringen nodig

Er zijn flinke investeringen nodig om de bestaande en nieuwe woningen bereikbaar te maken per fiets, OV en auto. Daarbij gaat het zowel om maatregelen binnen de Grootschalige Woonlocaties als om maatregelen voor ontsluiting van deze locaties en op de corridors. Ons mobiliteitsnetwerk is zo verweven dat je niet meer kan spreken over alleen lokale wegen of Rijkswegen. Ik zou het mooi vinden als we meer vanuit het mobiliteitsnetwerk gaan redeneren en niet meer vanuit een specifieke ‘wegbeheerdersrol’.

Mobiliteit neemt toe

Ook na 2030 wordt er nog volop doorgebouwd en iedereen (nieuwe en huidige bewoners) moeten kunnen wonen, reizen en leven! Als in de Groene Metropoolregio de verstedelijkingsstrategie wordt gerealiseerd betekent dit dat de groei van mobiliteit waarschijnlijk groter is dan waar tot op heden vanuit wordt gegaan. De mobiliteit neemt in onze regio toe met 17% tot 21%. Dat de groei door de verstedelijkingsstrategie boven de hoge grens van de WLO-hoogbandbreedte uitkomt betekent dat investeren in een regionale multimodale bereikbaarheid randvoorwaardelijk is voor het realiseren van de verstedelijkingsstrategie. De regio’s spelen daarin een belangrijke rol. De samenwerking tussen enerzijds gemeenten onderling, maar ook de afstemming met provincie, Rijk en andere partners is cruciaal. In het laatste BO-Mirt zijn de potjes weer verdeeld. De ene regio is wat blijer dan de andere. Maar waar we echt een keer werk van moeten maken is om toe te werken naar het bij elkaar brengen van gezamenlijke potten. Nu zijn we te gefocust op middelen van het Rijk. Het is mijns inziens veel efficiënter om toe te werken naar een echt regionaal mobiliteitsbudget, waar alle betrokken partijen (Rijk, provincies en gemeenten) haar bijdrage aan leveren. Nu zitten de financiële stromen nog te veel in hokjes. Ik pleit dan ook voor een regionaal mobiliteitsbudget, waarin alle partijen hun bijdrage in stoppen.

Johan Leferink

Opgavemanager Verbonden Regio bij de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen.

Juridisch loket: de rollen omgekeerd

Het verleden is vaak verder weg dan dat ik denk en het is toch alweer 15 jaar geleden dat ik –overigens 10 jaar lang met veel plezier – bij gemeenten gewerkt heb. In die tijd is er veel veranderd. De bekende maatschappelijke opgaven zoals we die nu zo noemen, de sterke invloed van social media en de toepassing van big data in beleid om maar enkele zaken te noemen.

Jaap Berends

Jaap Berends

Als ik een maand of een jaar terugkijk, zijn er doorgaans voor m’n werk bij GNMI nauwelijks hele grote of impactvolle veranderingen. Het is dan lastig voor te stellen dat 15 jaar geleden twitteren in de raadszaal een volledig nieuw fenomeen was, zinvolle analyses maken uit big data bijna alleen in universiteiten en grote bedrijven plaatsvond en de Omgevingswet zelfs nog helemaal niet bestond; we hadden toen net de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Veranderingen gebeuren meestal niet van de ene dag op de andere. We groeien mee met nieuwe technologieën en nieuwe regels. We doen cursussen, lezen vakliteratuur en leren van collega’s, zowel van interne collega’s als van andere gemeenten bij congressen en vakverenigingen. Op die manier blijven onze beleidsadviezen maatschappelijk up-to-date en juridisch correct. Dat is in de afgelopen 15 jaar niet veranderd.

Toen ik bij gemeenten werkte, had ik net als de meeste van mijn collega’s een goede basis om mijn werk te doen. Toch gebeurde het met een zekere regelmaat – bijvoorbeeld bij het maken van een advies voor het college – dat ik op een punt stuitte, waarvan ik niet geheel zeker wist of dat wel correct was. Ik ging dan te raadde bij collega-juristen voor advies en kon daarna met een gerust hart weer verder.

Nu zoveel jaar later vind ik het leuk om die vraagbaak-dienst voor gemeenten zelf te kunnen aanbieden. Alle gemeentelijke medewerkers mobiliteit kunnen bij het juridisch loket van GNMI vragen stellen. Ik leg die vragen vervolgens voor aan extern adviesbureau en stuur zo snel mogelijk het antwoord weer aan je terug. Voor leden van GNMI is deze service helemaal gratis. Na 15 jaar zijn de rollen nu dus omgedraaid en help ik vakcollega’s om de puntjes precies op de i te zetten conform de nieuwste wetgeving en ontwikkelingen.

 

Jaap Berends

De inrichting van mobiliteit: denk in belastingschrijven

Toegegeven, het is op het eerste gezicht niet de meest verleidelijke beeldspraak, maar toch kunnen belastingschijven inspiratie zijn voor verkeerskundigen. We denken nu immers na over het bouwen van grote woningaantallen en dat vraagt om forse investeringen. Maar iedere ontwikkeling vraagt om maatwerk: de woningbouwproductie in de Randstad is van een andere orde dan het bereikbaar houden van andere landsdelen. We moeten dus kosten en baten in balans houden. Net als in een belastingstelsel is het dus nodig om ergens een goede balans te vinden in maatregelen en de financiering daarvan. IVO-voorzitter en Windesheim-docent Adriaan Walraad laat zijn licht schijnen over de vergelijking tussen de fiscus en het verkeersysteem.

Nultarief: het dagelijkse systeem dat we garanderen

In het huidige belastingstelsel komen de meeste opbrengsten uit de eerste schijf: het inkomen uit arbeid. De meeste mobiliteitsgebruikers verplaatsen zich binnen hun woonplaats en de nabije regio (het daily urban system). Dit is het ruimtelijke systeem waarin mensen wonen, werken, recreëren, naar school gaan of culturele voorzieningen bezoeken. In deze omgeving staat het gewone leven centraal. Het is dus belangrijk dat we hier uitgaan van de wensen en behoeften van een zo groot mogelijke groep gebruikers die gratis of goedkoop gebruik maken van mobiliteit in een gezonde en leefbare omgeving.

Ik denk daarbij aan: goede beleving, mooi en prettig – voor het gebruik ervan zijn geen informatiestromen nodig of gewenst. Dit is het domein van fietsers, voetgangers en  -gescheiden daarvan- bus, tram en metro. Dat vraagt dat 30km/u de norm is en dat er daarbinnen verblijfsplekken zoals parken, winkelcentra en schoolomgevingen zijn. Bereikbaarheid is hier vertaald in nabijheid en verplaatsingen, snelheid is daaraan ondergeschikt en goederenvervoer is in de vorm van koeriers en zero emissie fijndistributie. Verkeerskundig is die absoluut veilig (de doelstelling ‘nul slachtoffers’ begint hier). Duurzaam Veilig heeft hier nog wel wat blinde vlekken liggen.

Laag tarief: de nationale opgaven

In de tweede belastingschrijf staan de functies centraal voor de werkende bevolking en de verplaatsingen op nationale schaal. Gezien de aard van deze verplaatsingen wordt dit systeem minder vaak gebruikt: het gaat om verplaatsingen naar ruimtelijke functies die niet dagelijks voorkomen. Ook dit is een maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar die mag meer opbrengen dan kosten. Ik denk aan een omgeving die sober en doelmatig is, die een goede oriëntatie voor de verkeersdeelnemer biedt, aangevuld met real time informatie en MAAS. Dit is het domein van auto en motorfiets, P+R en intercity treinen. Het is de traditionele verkeerskunde; in termen van netwerken met verkeersfunctie zelfs het ingenieursdomein. Bereikbaarheid wordt hier wel vertaald in snelheid en goederenvervoer is vrachtwagenverkeer. Hier mag er meer verwacht worden van de verkeersdeelnemer zelf in termen van verantwoordelijkheid nemen voor veiligheid en het dragen van kosten. Duurzaam Veilig staat hier in zijn kracht

Hoog tarief: internationale bereikbaarheid

De derde schijf bestaat uit internationale verplaatsingen. Die internationale verplaatsingen worden doorgaans hooguit enkele keren per jaar gemaakt. Verkeerskundig hebben we het over collectieve systemen waarbij de verkeersdeelnemer zich laat vervoeren. Dit zijn ook de sterkste schouders die de zwaarste lasten kunnen dragen. Hier is vooral de marktwerking leidend. Ik denk aan reizen waar de verkeersdeelnemer geleid en verzorgd wordt en waar pro-actieve informatiestromen mogelijk zijn. Dit is het domein van hogesnelheidstreinen en vliegtuigen; de snelheid impliceert vervoerswijzen met zeer hoog energieverbruik en hoge milieubelasting. Hubs en transferpunten bepalen het beeld van de reiziger, verder zijn hier autonome infrastructuren en de bereikbaarheid gaat in dit geval over slim koppelen van hubs en transferpunten. Goederenvervoer manifesteert zich als bulk en containers. Verkeersveiligheid is verantwoordelijkheid van een collectief vervoerssysteem, het individuele gedrag staat buiten spel. Duurzaam Veilig is hier al lang praktijk.

Geldstromen consistent krijgen

Net als belastingschijven komt ook hierbij geld kijken. Het zou mooi zijn om beschikbare financiële middelen voor mobiliteit ook op deze manier te verdelen. Dus niet zoals dat nu is: eerst rijk, dan provincie en wat er nog rest voor de gemeente. Eerst de middelen voor het daily urban system veiligstellen en nabijheid stimuleren- en dan de rest pas.

Hetzelfde principe geldt ook voor de eigen bijdrage van de reiziger: hoe hoger de schijf, hoe hoger de doorberekening van kosten aan de individuele reiziger. Ook dat is nu – opmerkelijk genoeg- andersom.

Adriaan Walraad

Adriaan Walraad
(voorzitter IVO; Hogeschool Windesheim; gemeente Oegstgeest)

Je tramkaartje of je brood

Eén van mijn favoriete wandelroutes in Den Haag voert door de mooie wijk Benoordenhout. Meestal maak ik dan een uitgebreide ronde door het Haagse Bos, om vervolgens de wijk in te lopen richting een van de parken. Die tocht voert mij in dit jaargetijde door stille en brede straten, getooid met kale bomen en uiteraard vol geparkeerd met de duurdere automodellen. In het Benoordenhout heerst rust en kalmte. Achter de ramen prijken af en toe protestposters tegen de aankomende sluiting van het ziekenhuis Bronovo. En er zijn ook hardnekkige strijders die blijven pleiten voor de terugkeer van de buslijn in het wijkje rondom het prachtige park Clingendael. Het schrappen van de geliefde buslijn 18 leverde een hausse aan protest op, terwijl de vervoerder liever incheckende reizigers verwelkomde. Een typerend voorbeeld van “je weet pas wat je mist als het is verdwenen” ?

Ongeveer 10 kilometer verderop in Zuidwest zijn de kaarten anders geschud. Hier zijn de straten aanmerkelijk drukker; ze staan vol met portiekflats en je vindt de occasions achter elkaar in het gelid. En er is een tramlijn naar de binnenstad die er lang over doet en voor dagelijkse reizigers een hap geld uit het besteedbaar inkomen neemt. De tram wordt gevuld met schoonmakers, beveiligers, verzorgenden en technici die zich in alle vroegte door de stad moeten wurmen om op hun werk te komen. Geen publiek dat boze ingezonden brieven over lange en dure tramritten verstuurt. Wel publiek dat opduikt in recente onderzoeken naar vervoersarmoede binnen grote steden door respectievelijk de hoogleraren Ettema (UU) en Van der Bijl (TU Delft). Onderzoeken waaruit een opdracht blijkt aan ons vakgenoten om wat vaker na te denken over het publieke karakter van het openbaar vervoer. In Nederland vullen we die term vaak in door te sturen op haltedichtheid, de tarieven of het fysiek toegankelijk maken van halte en voertuigen. Maar dat je in de buurt kunt opstappen en digitaal kunt betalen wil nog niet zeggen dat je het snapt. Of dat de tram ook ergens rijdt waar je werkplek is en je daar binnen een redelijke tijd en tegen acceptabele kosten kunt komen. En dan nog: betaalbaarheid gaat vaak over de portemonnee van de belastingbetaler, en niet over de keuzes die je met je budget kunt maken. Het verschil in bereikbaarheid neemt niet alleen binnen de steden toe. Veel inwoners van het landelijk gebied kunnen meepraten over geschrapte buslijnen, terwijl er wordt ingezet op “flexibele oplossingen”. Waar je woont doet er dus toe. Het bepaalt niet alleen de dikte van je portemonnee, maar ook de toegang tot betaalbare en begrijpelijke bereikbaarheid.

Ontplooien en ontmoeten

Momenteel wordt er flink nagedacht over de toekomst van het openbaar vervoer. Daarbij valt het mij op dat de scheiding tussen stad en landelijk gebied steeds zichtbaarder wordt. Bij een gelijkblijvend, en reëel gezien zelfs dalend, budget moet er een systeem overeind blijven dat tegelijkertijd de stedelijke groei én versnippering op het platteland aan kan. De uitwerking loopt uiteen:  in en tússen steden wordt er vooral geredeneerd vanuit mooie knooppunten, stevige corridors en snellere vervoersmiddelen, terwijl in het landelijk gebied wordt ingezet op flexibilisering. Zulke oplossingsrichtingen gaan dus uit van ruimte en techniek. Is onze samenleving bereid om daarbij “alle ballen” op de grote (voor)steden in te zetten of gaan we de omslag maken naar meer spreiding van functies en voorzieningen zodat basisvoorzieningen op korte reisafstanden zijn? En dit voorbeeld uit mijn buurt te hanteren: waarom gaan we door met het verplaatsen van bedrijvigheid naar de randen van de stad of zelfs buiten steden zodat je letterlijk kilometers moet overbruggen om op je werkplek te komen?
En vooral: hóe draagt een goed, collectief gefinancierd, mobiliteitssysteem bij aan het ontplooien van mensen en het laten ontmoeten tussen mensen?

 

 

 

 

 

Samen mobiliteitsbeleid verbeteren

Arthur ter Weeme
(directeur)

Gemeenten worden geconfronteerd met een groeiend aantal grote maatschappelijke vraagstukken. Mobiliteit speelt daarin vaak een belangrijke rol. Denk aan de opgaven voor woningbouw en klimaat, maar ook het positioneren in de digitalisering en de deeleconomie. Onze steden op een duurzame manier bereikbaar houden en tegelijk erop toezien dat in de krimpgebieden voldoende vervoersalternatieven blijven. Ga er maar aan staan. 

Daarbij moeten we proberen tweedelingen als “Randstad en de rest” zien te vermijden, want wij zien dat een stad als Groningen of Breda met dezelfde problemen te maken heeft als Leiden of Amsterdam. En soms speelt iets in de ene plaats op het niveau van een kern, in de andere plaats op het niveau van een wijk. Denk aan vervoerarmoede, betaald parkeren en parkeernormen, laadplekken, bereikbaarheid met het OV, verkeersveiligheid, noem maar op. 

Wat wil ik hiermee zeggen? Dat we als gemeenten de trend moeten voortzetten om elkaar steeds meer op te zoeken, ongeacht ligging of grootte. Veel beter kijken we naar overeenkomsten in uitdagingen en de kansen die er zijn. Door kennisuitwisseling en beleidsafstemming kunnen we samen tot verbeteringen te komen. Kies voor elk verschillend mobiliteitsthema je partners en stimuleer elkaar! Soms op regionale schaal en soms met partners die met een gelijksoortige oplossing voor een thema bezig zijn.  

 We zien dat voor dit laatste het GNMI-Netwerk steeds meer de plek wordt om dat te organiseren. Dat gaat dan vaak op informele basis en vaak om snel even iets delen met elkaar. Vooral onderwerpen zoals deelmobiliteit, stadslogistiek, verkeersveiligheid en parkeren zijn ‘populair’.  

Hoe kunnen we als gemeenten elkaar bijvoorbeeld helpen om de enorme toename van het aantal pakketjes dat wordt bezorgd goed te faciliteren en hoe voorkomen we dat we straks struikelen de e-steps? En erger nog; hoe zorgen we ervoor dat er zo min mogelijk ongelukken mee gebeuren als LEV’s straks worden toegelaten op de openbare weg? Welke dienstverlening kunnen we samen ontwikkelen?  

We hebben alvast een paar ideeën, waarvan eentje startklaar staat: het Juridisch Loket. Heb je vragen over de Wegenverkeerswet? Of wil je samen met andere gemeenten werken aan een nieuw stelsel voor het reguleren van parkeren? We willen kijken of we een echte eerstelijns juridische vraagbaak kunnen organiseren, waarin we samen met landelijke overheidsinstellingen zoals de RDW, Rijkswaterstaat, het Ministerie van I&W en IL&T samenwerken. Wie weet leidt dit tot nieuwe kansen om wetgeving nog beter te stroomlijnen voor alle overheden en instanties?  

Een ander idee zit nog in de ontwikkelfase, maar we willen eind dit jaar starten op pilotbasis: de GNMI Expertpool. Hiermee willen we gemeenten helpen bij het vinden van de juiste mensen voor openstaande klussen. Er is een groot te kort aan gekwalificeerd personeel en we kunnen daarin een klein beetje helpen door de gemeentelijke capaciteit onderling beter te verdelen. Een beleidsadviseur die net een parkeernota heeft geschreven vindt het misschien leuk om dit ook te doen voor een vergelijkbare andere gemeente, waar men maar geen capaciteit kan vinden om de nieuwe nota te schrijven. Wij faciliteren deze tijdelijke uitwisseling dan, ondersteund door een professioneel HR- en loopbaanbegeleidingsbureau. Zo dat we jullie geheel kunnen ontzorgen. Wil meedenken over het opzetten van de GNMI Expertpool? Laat het weten!  

We zien uit naar nog meer samenwerking! 

Hartelijke groeten, 

Arthur ter Weeme 
Directeur GNMI