De Stationsagenda: hoe staat het ervoor?

Treinreizigers waarderen de Nederlandse stations. Veel verplaatsingen met het openbaar vervoer starten of eindigen op een treinstation. Op en rondom de stations spelen veel belangen en uitdagingen, zoals je ook kunt lezen in het artikel over station Deurne. In het Toekomstbeeld OV is daarom afgesproken dat er een landelijke beleidsvisie voor de stations komt: de Stationsagenda. Wat komen gemeenten tegen in omgevingen van de stations? En hoe is het GNMI betrokken bij het opstellen en uitwerken van deze visie?

Stations en stationsgebieden zijn complexe omgevingen
Goede treinstations zijn draaischijven in het OV-netwerk: veel reizigers beginnen of eindigen hun reis op die plek. Ze verwachten een gestroomlijnde omgeving waarin je makkelijk je weg kunt vinden, dat het duidelijk is welke vervoersmogelijkheden er zijn en dat je er comfortabel kunt wachten. Reizigers hebben veel waardering voor de inrichting en het beheer van treinstations. Tegelijkertijd is er ook een wereld van verschil in beleving, comfort en inrichting tussen de grootste treinstations in de steden en de kleine stations in het landelijk gebied en de voorsteden. Dat geldt ook voor de beleving door bepaalde groepen reizigers die behoefte hebben aan houvast, bewegwijzering en basisvoorzieningen zoals toiletten. Hier is sprake van een botsing tussen de werelden van snelheid en begrijpelijkheid. Voor gemeenten is er op het station geen directe rol weggelegd. Dat is anders in de openbare ruimte, waar veel functies binnen een beperkte – en vaak drukke – ruimte worden ingebed.

One size fits all
Vanuit het verleden (de splitsing van het NS-concern in 1995) is er een wirwar aan eigenaren en bevoegde partijen ontstaan, waardoor gemeenten niet altijd duidelijkheid over de situatie hebben. NS Stations is hoofdzakelijk eigenaar én exploitant. Dit zorgt voor duidelijkheid, maar ook voor ‘one size fits all’ vanuit overwegingen van exploitatie en commercie, terwijl er steeds meer behoefte is aan het toestaan van verschillen in inrichting en exploitatie tussen typen stations. Het GNMI ziet de Stationsagenda alleen daarom al als nuttig instrument, omdat er meer duidelijkheid komt over wat we maatschappelijk verwachten van stations(omgevingen). Daarover kunnen afspraken tussen overheden en spoorse partijen gemaakt worden.

Kwetsbare reizigers
Het GNMI heeft de ontwikkeling van de Stationsagenda, die begin februari 2023 werd gepubliceerd, op de voet gevolgd. Onder andere door deelname aan een aantal ontwerpateliers en het organiseren van het gesprek tussen Rijk en gemeenten in de contactgroep Openbaar Vervoer. Daarin zijn we ingegaan op de samenwerking tussen gemeenten en de spoorse partijen. Dat gebeurde op drie kernthema’s: de ondersteuning van kwetsbare reizigers, de inrichting en verdeling van ruimte en de samenhang tussen buitenruimte en stations. We hebben deze punten ook meegegeven tijdens de consultatiefase.

Bereikbaarheid en verzuurzaming
In de stationsomgevingen komen veel gemeentelijke opgaven samen: inwoners willen zich op een begrijpelijke en betaalbare manier verplaatsen en doen dat binnen een schaarse ruimte. Dat vraagt om het maken van goede afspraken, voldoende grip op de ruimte en de mogelijkheid om via stations(gebieden) bij te dragen aan opgaven zoals verduurzaming en energieopwekking.
In stedelijke gebieden zijn goed ingerichte, bereikbare stations essentieel om de nieuwbouw van woningen te realiseren. In het landelijk gebied speelt de vraag hoe stations bijdragen aan de basisbereikbaarheid van voorzieningen en gebieden. En ongeacht het type gemeente zijn er ook steeds meer inwoners die te maken hebben met chronische ziekten en beperkingen. Diverse groepen reizigers ervaren op dit moment te weinig aandacht voor begrijpelijke reisinformatie, het zoeken en vinden van routes en basisvoorzieningen zoals toiletten.

Duidelijke koers ontbreekt
Er valt nog het nodige te sleutelen aan de inrichting en het beheer van de buitenruimte in relatie tot het station. Door het huidige ‘one size fits all’ is maatwerk in inrichting en beheer van stations lastig. Stations in de voorsteden of langs gedecentraliseerde spoorlijnen kunnen juist ingebed worden in het regionale OV-systeem, in plaats van te functioneren als toegangspunten tot een landelijk gestructureerd spoorsysteem. Deze lijn valt ook door te trekken als het gaat om de gemeentelijke rol in stationsgebieden: gemeenten ervaren veel druk om allerlei functies – van deelfietsen tot internationaal busvervoer – in te bedden in deze gebieden. Er ontbreekt op een aantal punten een duidelijke koers om de ruimtelijke vraag rondom stations in goede banen te leiden: stationsgebieden hebben immers ook commerciële waarde en zijn een aantrekkelijke plek om functies zoals wonen en werken toe te voegen, terwijl er ook een vraag naar stallings-, parkeer- en opstapruimte is. Deze punten hebben we namens het GNMI meegegeven aan het ministerie van I&W en worden betrokken bij de verdere uitwerking van de Stationsagenda.

De Kamerbrief en de Stationsagenda zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.