GNMI Contactgroep OV over positie ProRail en Toekomstbeeld OV 2040

Tijdens de bijeenkomsten van de GNMI Contactgroep openbaar vervoer is er vooral gesproken over spoorse dossiers en toekomstontwikkelingen binnen het OV. In dit verslag aandacht voor de omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan van het Rijk en de gevolgen van het Toekomstbeeld OV 2040 voor gemeenten.

Omvorming ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan Rijk: aandacht voor risico’s bij projecten met gemeentelijk opdrachtgeverschap

De Tweede Kamer behandelt in het 3e kwartaal 2019 het wetsvoorstel dat ProRail moet omvormen van een naamloze vennootschap naar een zelfstandig bestuursorgaan van het Rijk. Dit is het gevolg van het onderzoek dat de Eerste Kamer in 2012 verrichte naar het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van de Nederlandse overheid in de afgelopen decennia. De omvorming naar een zelfstandig bestuursorgaan zorgt ervoor dat de Rijksoverheid directer betrokkenheid bij de organisatie en het realiseren van doelstellingen heeft.

Voor gemeenten is met name de verhouding tot ProRail bij het opdrachtgeverschap belangrijk. Bij grote landelijke projecten doen gemeenten vaak “bijbestellingen”, vaak rondom stationsgebieden, en vanuit de wegebeheerderstaak zijn er veel opdrachten voor het aanleggen of ongelijkvloers maken van overwegen. Het financiële risico voor dergelijke projecten komt voor rekening van gemeenten. Dat is een normale gang van zaken, maar gemeenten hebben weinig tot geen kennis in huis van spoorbouw en kunnen dus moeilijker sturen op kosten en geleverde prestaties. Het GNMI heeft bij I&W ingebracht dat een verkenning naar een vorm van risicodeling wenselijk is, zodat gemeenten niet meteen met hoge rekeningen worden geconfronteerd als een project duurder uitvalt dan voorzien. ProRail heeft aangegeven dat goed relatiemanagement met gemeenten belangrijk is en aandacht krijgt.

Toekomstbeeld OV 2040:

In het Toekomstbeeld OV 2040 geven de vervoersautoriteiten hun beeld van de toekomst van het collectief vervoer weer. De vervoersautoriteiten willen daarbij aandacht besteden aan de verwevenheid tussen het vervoerssysteem en behoeften in de samenleving, diversiteit in schaalniveau’s  – de stad vraagt om andere maatregelen dan het landelijk gebied – en de opbouw van een goed netwerk. De ontwikkeling van goede knooppunten tussen systemen, zorgeloos reizen en de introductie van een Bereikbaarheidsladder om maatregelen af te wegen zijn concrete uitwerkingen van het Toekomstbeeld OV 2040.

De gemeenten gaven aan dat de basis van het OV door de investeringen van de afgelopen jaren is verbeterd. In stedelijk gebied zijn er veel reizigers bijgekomen maar de toenemende drukte en bevolkingsgroei vragen om betere benutting van infrastructuur en soms ook om aanleg van nieuwe infrastructuur. De wisselwerking tussen fiets- en OV-gebruik vraagt om het maken van keuzes die het beste van beide werelden benutten. In het landelijke gebied is het lastiger om een goed netwerk in stand te houden vanwege een langere reizigersvraag en langere reistijden naar bestemmingen. Innovatie en integratie van het doelgroepenvervoer moet hier oplossingen gaan brengen. In beide systemen – doelgroepenvervoer én openbaar vervoer – neemt de druk op het beschikbare budget toe, waardoor vooral geld wordt geïnvesteerd in exploitatie en minder in vernieuwing. Goede regionale samenwerking en uitwisseling van vervoerskundige kennis zijn belangrijk om gemeenten in positie te brengen. Het GNMI is daarom aan de slag gegaan met het maken van een zakboekje Gemeentelijk OV-beleid.