GNMI Contactgroep OV: zorgen over openbaar vervoer na Corona en houd rekening met de bus bij 30 km/uur in de stad

In december besprak de GNMI-contactgroep OV een aantal landelijke ontwikkelingen in het openbaar vervoer die gemeenten raken. De reizigersuitval door de coronacrisis en de landelijke ontwikkelingen rondom een maximale snelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom leverden veel discussie op.

Coronacrisis en bereikbaarheid binnensteden
De coronacrisis heeft een forse impact op het gebruik van het openbaar vervoer: volgens het CBS liep het aantal reizigers met 60% terug ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Landelijk zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk en de decentrale OV-autoriteiten waarbij het Rijk garant staat voor 93% van de reguliere inkomsten. Van vervoerders wordt verwacht dat zij ook een financiële bijdrage leveren door besparingen. Dat leidt tot de opheffing van spitsbuslijnen, vermindering van frequenties, maar ook tot een afname van het openbaar vervoer binnen de haarvaten van de steden. Kleinschaliger buslijnen leveren wel een bijdrage aan de leefbaarheid en sociale bereikbaarheid van wijken. Zo verdwijnt de bus uit de binnensteden van Deventer en Leeuwarden en wordt in Arnhem een buslijn geschrapt die in 2015 juist is geherintroduceerd om een wijk te ontsluiten. Er zijn ook tijdelijke noodconcessies ingevoerd omdat vervoerders niet meer willen inschrijven vanwege de grote onzekerheid over hun inkomsten.

Gemeenten zijn bezorgd over de toekomst van het openbaar vervoer. De economische schade van corona leidt tot minder reizigers en de mobiliteitspatronen veranderen door de toename van het thuiswerken. Het is daarom de vraag op welke termijn de reizigers weer terugkomen. De huidige situatie roept ook de vraag op of het nog haalbaar is dat vervoerders zelf verantwoordelijk zijn voor de opbrengsten. Er ontstaat nu een prikkel om te snijden terwijl de groei van veel steden juist vraagt om meer en slimmer openbaar vervoer. Aan de andere kant zijn er ook kansen om werk te maken van de integratie tussen het WMO-vervoer en het openbaar vervoer of smart mobility-oplossingen zodat wijken en voorzieningen bereikbaar blijven.
Het GNMI komt nog terug op deze ontwikkelingen.

Maximale snelheden binnen de bebouwde kom: houd rekening met de bus!
De Tweede Kamer sprak zich in een motie uit voor het hanteren van een maximale snelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom. Vanuit verkeersveiligheid en leefbaarheid valt daar wat voor te zeggen, maar voor het stedelijke busvervoer is een lage snelheid juist funest: reizigers waarderen buslijnen met een goede doorstroming over het wegennet. Veel gemeenten lopen tegen knelpunten aan bij de doorstroming van het busvervoer en de vervoerders hebben ook verwachtingen over de weginrichting die niet altijd tot een goede oplossing voor andere weggebruikers kunnen leiden.

De gemeente Nijmegen presenteerde een denkkader over de omgang met de gewenste snelheden voor het busvervoer binnen de stad. Daarbij wordt vooral gekeken welke functie de weg in het hele netwerk heeft, aantallen voertuigen, de beschikbare wegbreedte en de ruimtelijke uitstraling van het straatbeeld. Er zijn immers wegen waar de toepassing van een 30/km-uur regime leidt tot averechtse effecten op de doorstroming en het gebruik van de weg.

Uit de discussie kwam de spanning tussen verkeersveiligheid en een stabiele doorstroming voor het busvervoer naar voren. Daarnaast is het belangrijk dat er ook wordt gekeken naar het type busverbinding: bij ontsluitende lijnen in de wijken zijn andere maatregelen nodig dan bij hoogwaardige lijnen die het juist moeten hebben van tempo binnen de stad. En los van de fysieke inrichting vraagt de opkomst van slimme verkeerslichten (de I-VRI) ook om een goede aanpak. We gaan dit onderwerp dan ook verder uitdiepen met de gezamenlijke OV-autoriteiten (DOVA).