Bereikbaarheid: een voorwaarde voor regionale ontwikkeling
‘Het maakt voor een inwoner van een regio niet uit in welke gemeente een bepaalde weg, fietspad of overstappunt ligt, zolang deze maar functioneert en hij gemakkelijk van A naar B komt.’ Sandra Knoop is programmaleider Mobiliteit bij de Regio Groningen-Assen (RGA); een vrijwillig, bestuurlijk samenwerkingsverband. Wat houdt haar bezig?
Sandra:’ Binnen de RGA werken twee provincies en zeven gemeenten samen aan de thema’s Wonen, Economie, Mobiliteit en Ruimtelijke Kwaliteit. Daarbij werken we zoveel mogelijk ‘grensontkennend’ en denken we vanuit één systeem waarin inwoners en bezoekers van de regio zich bewegen. We werken over de provinciegrens vanuit de gedachte van het Daily Urban System van de stad Groningen. Hierin is een enorme wisselwerking tussen Groningen, Assen en de kernen daaromheen, dat zorgt voor veel mobiliteit. Bereikbaarheid is een noodzakelijke voorwaarde voor een goede regionale ontwikkeling. Des te meer omdat het aantal dagelijkse verplaatsingen ook in de komende jaren nog sterk zal groeien. Hierin proberen we als regio een zo uniform mogelijk netwerk te in stand te houden, waarin de bestuurlijke grenzen voor de reiziger niet merkbaar zijn. Het zou gek zijn als een fietspad plots bij een gemeente- of provinciegrens ophoudt of dat de kwaliteit ineens heel anders is.”
Groei in de regio
‘We hebben de afgelopen jaren in de regio veel geïnvesteerd in Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV), Beter Benutten, Hubs en doorfietsroutes. De komende jaren voorzien we een opgave in het goed op orde houden van het OV en de kwaliteit van de knooppunten. We breiden ons netwerk van doorfietsroutes uit en willen ons mobiliteitssysteem nog beter benutten door middel van gedragsbeïnvloeding. Daarnaast verkennen we kansen met betrekking tot relatief nieuwe duurzame mobiliteitsconcepten zoals bijvoorbeeld deelmobiliteit. De regio Groningen-Assen is een NOVEX-gebied en er wordt flink bijgebouwd. Tot en met 2040 komen er 36.000 woningen bij. Dit vraagt om integrale, regionale samenwerking. We moeten enerzijds investeren om alle nieuwe woningen goed te ontsluiten, maar het vraagt ook inzet in het gehele mobiliteitssysteem, zodat onze regio deze groei aan kan,’ legt Sandra uit.
Samenwerken
Sandra:’ We zoeken samenwerking op met andere partijen, zoals het Rijk. Bij ons in de regio spelen een aantal zaken die ook voor andere regio’s en overheden relevant zijn en daar hebben we over gepresenteerd in de GNMI-netwerkgroep Regionale Mobiliteit. Dat ging met name over onze aanpak in Noord-Nederland met betrekking tot duurzame mobiliteit. Het is natuurlijk altijd goed om contact te hebben met andere regio’s, omdat er vaak overlap is in opgaven en uitdagingen. Tegelijkertijd kun je leren van elkaars kennis en ervaring. Het is ook onze taak om naar buiten te kijken: welke gremia en samenwerkingspartners zijn er nog meer en hoe kunnen we deze goed gebruiken? Voor onze deelnemers kan het GNMI een interessant netwerk zijn, omdat ze als afzonderlijke gemeenten via het GNMI-netwerk in contact kunnen komen met andere gemeenten buiten de RGA. Op die manier kunnen ze handige lijntjes leggen of meer te weten komen over een specifiek onderwerp en een aanpak elders en zo zelf een stap verder komen.’
Van harte welkom
Sandra vervolgt:’ We zijn nog niet zo lang geleden formeel aangesloten bij het GNMI; daarvoor zijn we al wel een paar keer aangehaakt bij overleggen. Het GNMI biedt veel voordelen, vind ik: in de netwerkgroepen delen we kennis en ervaringen op het gebied van regionale mobiliteit en daarnaast hebben we toegang tot een interessant netwerk. Ik hoop dat onze deelnemers afzonderlijk dit er ook uit kunnen halen, maar voor concrete resultaten zijn we nog te kort officieel aangesloten. Het lijkt me leuk om als regio’s wat vaker bij elkaar in de keuken te kijken en bij elkaar op bezoek te gaan. Andere regio’s en geïnteresseerden zijn in ieder geval van harte welkom in de RGA!’