PIANOo en GNMI onderzoeken kennisvraag van gemeenten over inkoop duurzame mobiliteit

Het expertisecentrum voor aanbesteding PIANOo en het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI) gaan samen de kennisvragen van gemeenten bij de verduurzaming van mobiliteit voor elkaar in kaart brengen. Door de samenwerking tussen PIANOo en het GNMI komen vraag en aanbod van kennis over de inkoop van duurzame mobiliteit door gemeenten sneller bij elkaar.

De kennisvraag gaat specifiek om publieke vervoersdiensten die gemeenten inkopen of onderdeel zijn van de bedrijfsvoering. Denk daarbij aan het doelgroepenvervoer, afvalverwerking, handhaving en dienstreizen van personeel.

Het GNMI legt de vraag voor aan beleidsadviseurs van gemeenten die zijn betrokken bij zero emissie doelgroepenvervoer, parkeerbeleid, mobility as a service en strategisch mobiliteitsbeleid. PIANOo gebruikt de uitkomst voor een leernetwerk voor overheden, kennisbijeenkomsten en voor de ontwikkeling van praktisch toepasbare hulpmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn handreikingen met goede en slechte voorbeelden, de vertaling van onderzoek naar praktisch beleid, het in beeld brengen van innovaties en mogelijkheden voor intervisie.

Gemeenten die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp of betrokken willen worden bij de inventarisatie kunnen contact opnemen met het GNMI.

GNMI Intergemeentelijk Verkeersoverleg over verkeersveiligheid, stedelijke logistiek en elektrische deelmobiliteit

Op vrijdag 13 april kwam het GNMI Intergemeentelijk Verkeersoverleg (IVO) bijeen in Amsterdam. Er werd gesproken over de voortgang van het Strategische plan verkeersveiligheid, de recente City Deal elektrische deelmobiliteit in stedelijke gebiedsontwikkeling en de Green Deal zero emissie stadsdistributie. Na de vergadering vond een werkbezoek plaats aan de in aanbouw zijnde Gaasperdammerwegtunnel (A9).

Strategisch plan verkeersveiligheid

De VNG gaf een update over de stand van zaken rondom het Strategisch plan verkeersveiligheid (SPV 2020). Het SPV 2020 beoogt een forse reductie van het aantal verkeersslachtoffers en wil daarvoor de samenwerking tussen overheid, maatschappelijke partners en handhavingsorganisaties verbeteren. Belangrijke aandachtspunten zijn de organisatie van de samenwerking en het aandragen van inhoudelijke bouwstenen voor het plan. De gemeenten wezen daarbij op het belang van de aansluiting op de gemeentelijke praktijk. Ook moeten de financiële effecten van maatregelen die het SPV 2020 vereist goed inzichtelijk worden gemaakt. Een aandachtspunt is de borging van de kwaliteit van het ambtelijke opdrachtgeverschap: verkeersveiligheid is een complexe opgave met name voor kleine en middelgrote gemeenten. Tenslotte werd opgemerkt dat de samenwerking met maatschappelijke partners zoals onderwijsinstellingen en schadeverzekeraars belangrijk is om de forse reductie van het aantal verkeersslachtoffers te bewerkstelligen. Tijdens het volgende IVO, op 29 juni in Venlo, wordt de voortgang van de ontwikkeling van het SPV 2020 besproken.

City Deal elektrische deelmobiliteit in stedelijke gebiedsontwikkeling

Rijkswaterstaat verzorgde de inbreng over de nieuwe City deal over het stimuleren van elektrische deelmobiliteit bij gebiedsontwikkelingsprojecten. Deze City Deal richt zich op het versnellen en goedkoper maken van bouwprojecten door de inzet van deelmobiliteitsconcepten. Hierdoor neemt ook het ruimtebeslag voor het faciliteren van de parkeervraag van motorvoertuigen af. Enkele grote gemeenten en projectontwikkelaars dragen deze City Deal in een aantal harde gebiedsontwikkelingsprojecten.

De gemeenten gaven aan dat deze aanpak kansrijk is. Er vindt in het stedelijke gebied een verschuiving van het bezit naar het gebruik van voertuigen plaats. Veel bewoners willen ook dat de hoge parkeerdruk in de openbare ruimte wordt aangepakt en er is letterlijk geen ruimte om een verdere groei van het aantal motorvoertuigen op te vangen. Bij deze projecten moet wel gestuurd worden op een goed aansluitend gebied met parkeerregulering. Een ander aandachtspunt is de houdbaarheid van de afspraken tussen gemeenten en projectontwikkelaars over de kostenverdeling, het ruimtebeslag voor eventuele parkeerfaciliteiten en de samenhang met de parkeerregulering in het openbare gebied. Verder valt op dat goede beleidscommunicatie bijdraagt aan de slagingskans van deelconcepten, bijvoorbeeld door het hanteren van een apart symbool.

Vanuit Rijkswaterstaat komt een samenvatting van de opgedane ervaringen beschikbaar. Het GNMI zal met de VNG kijken naar het stimuleren van deelautogebruik via de standaardverordeningen die aan gemeenten worden aangeboden.

Green Deal zero emissie stadslogistiek

Binnen deze Green Deal werken ruim 100 deelnemers aan de snelle verduurzaming van de bevoorrading van de binnensteden. Vanuit TLN werd een toelichting gegeven op lopende initiatieven in enkele steden en de wijze waarop gemeenten een beleidsmatige stimulans kunnen geven.

In de publieke perceptie zijn het vooral de pakketdiensten die veel vervoersbewegingen veroorzaken. Toch is maar 4% van de huidige vervoersbewegingen gerelateerd aan het afleveren van pakketten aan consumenten en zakelijke klanten. Bouwtransport en de bevoorrading van winkels veroorzaken de meeste vervoersbewegingen. In enkele gemeenten zijn er daarom gerichte initiatieven genomen om de afzet van schone voertuigen te stimuleren. In een aantal steden wordt er samengewerkt tussen logistieke partijen en de gemeente door het bundelen van goederenstromen en de verruiming van de venstertijden voor de toelating van emissieloze voertuigen in afgesloten gebieden. Daarnaast nemen de experimenten met cargobikes en lichte elektrische voertuigen toe. Binnen de Topsector Logistiek wordt gewerkt aan de slimmere bevoorrading van horeca en food. Het blijft overigens wel de vraag in hoeverre consumenten verleid kunnen worden tot het maken van andere keuzes in hun koopgedrag, zodat de logistieke druk kan afnemen of beter verspreid kan worden. De beschikbaarheid van data is daarvoor cruciaal.

GNMI Contactgroep OV over toegankelijke reisinformatie, kennisontwikkeling en de rol van infrastructuur in OV-beleid

De contactgroep OV van het GNMI kwam op 3 april 2018 bijeen in Eindhoven. De gemeentelijke beleidsadviseurs maakten kennis met de ontwikkeling van voelbare reisinformatie voor visueel gehandicapten door Dedicon en het Smart lab public transportation van TU Delft. Daarnaast werden de dilemma’s en financiële knelpunten voor het gemeentelijke OV-beleid besproken met DOVA, de gezamenlijke OV-autoriteiten. 

De ontwikkeling van voelbare reisinformatie

Dedicon is aanbieder van informatieproducten voor visueel gehandicapten in Nederland. De organisatie is in Rijswijk en Grave gevestigd en wordt door de overheid gefinancierd.

Dedicon kent verschillende opdrachtgevers en is ook in het openbaar vervoer actief. Aan de hand van ‘elevated printing’ maakt Dedicon een “voelbare plattegrond” van het station en het stationsplein. Deze zijn beschikbaar voor enkele Duitse stations en ook in Nederland wordt met ProRail samengewerkt aan een plattegrond voor visueel gehandicapten. Om ook busstations en stationspleinen in kaart te kunnen brengen en beschikbaar te stellen op locatie zoekt Dedicon samenwerking met de vervoerssector en de gemeenten.

De kaarten voor visueel gehandicapten dragen bij aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en het GNMI stelt voor om het gemeentelijk netwerk van het GNMI te benutten om Dedicon in contact te brengen met gemeenten om desgewenst de stationspleinen te kunnen voorzien van het kaartmateriaal.

Voelbaar reisinformatieproduct door Elevated PrintingWat vinden gemeenten belangrijk bij kennisontwikkeling over collectief vervoer?

Het GNMI wil zich graag inzetten om de interactie tussen kennisontwikkeling en de gemeentelijke praktijk over mobiliteitsontwikkelingen tot stand te brengen. In dat kader werd het Smart public transportation lab van TU Delft door universitair hoofddocent Niels van Oort geïntroduceerd. Het smart lab maakt onderdeel uit van de faculteit civiele techniek en doet onderzoek naar vernieuwende ontwikkelingen in het collectieve vervoer.

Het onderzoeksprogramma heeft thema’s zoals Mobility-as-a-Service, toegankelijkheid en duurzaamheid op het oog. Het eerste onderzoek loopt al en richt zich op de brede maatschappelijke effecten van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam.

Tijdens de bespreking in de Contactgroep OV hebben de gemeenten suggesties voor het onderzoeksprogramma meegegeven. Zo is er behoefte aan grip op MaaS, mist men een hanteerbaar overzicht van de effecten van digitalisering op mobiliteit en wordt er gediscussieerd over het in beeld brengen van de sociaal-economische baten van OV-beleid. GNMI en de TU Delft hebben naar aanleiding van de discussie in de Contactgroep OV afgesproken samen relevante onderzoeksthema’s te verkennen.

Goede infrastructuur cruciaal voor kwaliteit openbaar vervoer

Tenslotte ging de Contactgroep OV in gesprek met DOVA-directeur Jan van Selm. In DOVA werken de provincies en vervoerregio’s samen aan gemeenschappelijke OV-beleidsvraagstukken. In de stedelijke omgeving groeit de waardering van reizigers en neemt het aantal reizigers fors toe. In veel gevallen komen de grenzen van de capaciteit van het systeem in zicht. Gemeenten spelen vanuit het ruimtelijke beleid en het wegbeheerderschap een cruciale rol in de verdere ontwikkeling van het OV-netwerk en het voorzieningenniveau. Het is daarom belangrijk om samen op te trekken met gemeenten.

Goed openbaar vervoer kan een substantiële bijdrage leveren aan de verdere groei van steden. Daarvoor is het noodzakelijk dat er aandacht komt voor de kwaliteit van de zware corridors met veel reizigersvraag en groeipotentieel. Dit vraagt niet alleen om een goede beleidsmatige samenhang: het is ook belangrijk dat er kennis wordt gedeeld en beleid en beheer op elkaar wordt afgestemd. Tijdens de bespreking werd daarnaast geconstateerd dat een aantal kleinere investeringen in de infrastructuur meer kan opleveren dan een grootschalig project.

De gemeenten signaleren ook dat de ruimtelijke druk op OV-knooppunten toeneemt. Ook hier komen meerdere belangen bij elkaar: vanuit stedenbouwkundige optiek wordt er ingezet op verdichting bij en op de knopen terwijl er vanuit vervoerskundige optiek meerdere reizigersstromen moeten worden afgehandeld. Op een kleinschaliger schaalniveau speelt de bijdrage van de stadsbus aan de verblijfskwaliteit en het economisch potentieel van binnensteden, nu de bus steeds vaker uit de binnenstad wordt gehaald. Een ander discussiepunt is de voortdurende spanning tussen een verbindend netwerk en een ontsluitend netwerk. Reizigers waarderen snelheid maar de sociaal-maatschappelijke vervoersvraag wordt vanwege de vergrijzing en individualisering ook steeds belangrijker.

De financiering van OV-infrastructuur, de samenwerking tussen beleid en beheer en de grip op het voorzieningenniveau zijn belangrijke aandachtspunten voor de gemeenten. Het GNMI stelt voor om aan te haken bij de maatschappelijke vraag over de toekomstige financiering van het openbaar vervoer.