Gevolgen uitspraak Hoge Raad over maximale parkeerduur

In de GNMI-contactgroep Parkeren is besloten om de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad (HR 11 maart 2022, nr. 21/00853)  voor het parkeerbeleid van gemeenten in beeld te brengen. De Hoge Raad beperkt zich in haar uitspraak tot de mogelijkheden van het opleggen van naheffingsaanslagen op plekken waar een maximale parkeerduur geldt. ‘Omdat belanghebbende niet langer dan dat uur mocht parkeren, was hij niet gehouden ook voor de tijd daarna parkeerbelasting op aangifte te voldoen.’ Met andere woorden: gemeenten kunnen in die gevallen geen naheffingsaanslag (meer) opleggen.

Welke gevolgen deze uitspraak heeft voor het instrument “maximale parkeerduur”? In het overleg is besloten om met enkele gemeenten in een werkgroep de gevolgen van de uitspraak voor de praktijk nader in kaart te brengen. In de afgelopen periode hebben we onder andere Prof Schep over Parkeerbelasting en maximale parkeerduur en aan de VNG-afdeling Gemeentefinanciën. Hieronder een samenvatting van de adviezen en inbreng van de GNMI-werkgroep.

Gevolgen voor de maximale parkeerduur

  1. Het instrument kan in huidige vorm blijven bestaan, de handhaving wijzigt

Gemeenten die op dit moment werken met een maximale parkeerduur, kunnen dat blijven doen. Als er langer dan de maximale parkeerduur geparkeerd wordt, kan er geen naheffing opgelegd worden. Zowel prof. Schep als de VNG geven aan dat de overtreding dan als een Mulder-feit gezien moet worden, zie bijlage.

Dit betekent onder andere dat aanpassingen gedaan moeten worden in het al dan niet geautomatiseerde systeem van handhaving (technisch maar ook personeel nl. BOA) en onderbord R397 e zou geplaatst moeten worden. Bovendien is de constatering of bewijslast complexer geworden: om de juiste handhavingsactie toe te passen, moet de handhaver er in dit geval geheel zeker van zijn dat het voertuig niet verplaatst is tijdens de maximale parkeerduur. Tot slot gaan in dit geval de opbrengsten niet naar gemeenten, omdat het een Mulder-feit betreft.

 

  1. Maximale parkeerduur met onbeperkte verleningsmogelijkheid

Een aantal gemeenten werkt met een vorm van maximale parkeerduur, waarbij degene die parkeert de periode telkens opnieuw kan verlengen. Volgens prof. Schep brengt de uitspraak van de Hoge Raad hier geen verandering in.

Een gemeente die de onder 1 genoemde methode hanteert, kan er dus ook voor kiezen om in te voeren dat de parkeerduur telkens verlengd kan worden. De lokale regelgeving dient dan wel te worden aangepast. De vraag of de onderborden moeten worden aangepast, staat op dit moment nog open.

 

  1. Progressief parkeertarief

Een andere wijze om maximale parkeerduur vorm te geven bestaat uit het werken met een progressief parkeertarief. Lokale regelgeving en de handhavingssystemen moeten worden aangepast. Gemeenten in de werkgroep die werken met methode onder 1, geven aan voorkeur te hebben om met een progressief parkeertarief te werken.

SHPV werkt op dit moment aan de aanpassingen in de software om dit in de basisvorm mogelijk te maken. Op 6 juli organiseerde SHPV een bijeenkomst voor gebruikers om nader te bepalen wat de wensen zijn. Zo is bijvoorbeeld in het voortraject de wens uitgesproken dat het [NPR-]systeem bij een progressief tarief zo is in te regelen dat als de parkeerder zich afmeldt en zich zopnieuw in dezelfde parkeerzone aanmeldt, het systeem de eerdere aanmelding onthoudt en de meter door- en progressief oploopt tot het einde van de venstertijd. Af- en aanmelden om de meter opnieuw te laten lopen heeft dan geen zin meer.

 

  1. Overige

In de werkgroep zijn andere alternatieven benoemd, zoals de wegsleepregeling of een individuele meter bij ieder parkeervak, die op kenteken ingevoerd moet worden en waarbij het kenteken niet binnen twee uur opnieuw ingegeven kan worden. Vanwege de complexiteit hiervan in relatie tot de eenvoudigere oplossing van progressief parkeertarief, zijn deze alternatieven niet verder onderzocht.

Advies

De VNG geeft tenslotte aan dat het: “niettemin (..) voor gemeenten wel van belang [is] om dit goed te regelen, omdat no-cure-no-pay-gemachtigden, die actief zijn op het terrein van parkeer- en verkeersboeten, garen spinnen bij de foutief opgelegde naheffingsaanslagen. Naheffingsaanslagen als de onderhavige worden bewust uitgelokt om een proceskostenvergoeding te toucheren. Die is ook best aantrekkelijk, namelijk € 269 per punt in bezwaar. Wordt een hoorzitting gehouden, dan heeft het no-cure-no-pay-bureau recht op € 538 per foutief opgelegde naheffingsaanslag. Volgt dan nog beroep en wellicht hoger beroep, dan geldt sinds 1 juli 2021 in parkeerzaken een vergoeding van € 759 per punt. Het is dus in het belang van de gemeenten om nauwkeurig te zijn in de handhaving. Als de fiscale controleur stopt met schrijven bij overschrijdingen van de maximale parkeerduur en de BOA boeten van € 100 gaat opleggen, zal de interesse van no-cure-no-pay-bureaus voor dergelijke gevallen, naar wij verwachten, snel afnemen. Werk aan de winkel dus voor de gemeenten!”