Slimme aanpak tijdens verbreding A27

Hoe blijven gemeenten bereikbaar en leefbaar tijdens de werkzaamheden aan de A27? Groot onderhoud tussen de knooppunten Houten en Hooipolder is nodig. Ook wordt de capaciteit vergroot en komen er drie nieuwe bruggen. Een groot project dat rond 2030 klaar moet zijn. Inwoners gaan dit merken. Hoe werken gemeenten, provincies, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hier samen?

Vier hoofdlijnen

De bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en gezondheid van bewoners in de diverse gemeenten staat onder druk omdat de lokale en provinciale wegen als sluiproute worden gebruikt. Door de werkzaamheden aan de A27 zal dit alleen maar meer worden, extra hinder die lang gaat duren. Hoe zorgen ze er samen voor dat deze overlast acceptabel blijft? Wethouder mobiliteit Hans Tanis van de gemeente Altena is de initiatiefnemer van een unieke samenwerking tussen acht gemeenten, twee provincies, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hij vertelt: “Samen ontwikkelden we plannen om op een slimme manier de extra hinder in de dorpen en steden langs de A27 te beperken. Een waardevolle samenwerking, want door betere afstemming voorkomen we dat het oplossen van een probleem op de ene locatie een nieuw probleem elders veroorzaakt.” Deze zogenaamde ‘Slimme Aanpak’ focust zich op vier hoofdlijnen: optimalisatie bereikbaarheid A27, mobiliteitsmanagement oftewel anders reizen en werken, verkeersmanagement en monitoring en als laatste lokale inframaatregelen.

Aanjager voor de mobiliteitstransitie

Goede doorstroming op de A27 blijft prioriteit. Zo blijven de rijstroken bijvoorbeeld beschikbaar tijdens werkdagen en vindt een bundeling van werkzaamheden plaats in de zomerperiodes. Daarnaast worden reizigers met smart mobility voorzien van actuele informatie over hun reistijd en geïnformeerd over eventuele betere alternatieven. Bij files en oponthoud kan ook gestuurd worden richting het openbaar vervoer. Op de provinciale en lokale wegen komen extra doseerlichten of worden verkeersregelinstallaties anders afgesteld. Ook kan er een verbod gelden voor bijvoorbeeld vracht-of landbouwverkeer. Met camera handhaving kan sluipverkeer geweerd worden of kunnen snelheidsbeperkende maatregelen ingesteld worden op wegen waaraan veel woningen staan. Zo bevorderen de samenwerkende partijen de verkeersveiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en gezondheid in de kernen. Hans Tanis: “We kunnen van deze ombouw van de A27 ook een kans maken. Een kans om de noodzakelijke mobiliteitstransitie en gedragsverandering kracht bij te zetten. Juist doordat de werkzaamheden acht jaar duren, biedt dit de mogelijkheid om mensen aan te zetten tot echt ander reisgedrag dat voortduurt. Dat betekent bewust kiezen voor ander reisgedrag. Dus niet meer vanzelfsprekend de spits in rijden maar het op het werk bespreekbaar maken van andere werktijden of op andere tijden afspraken inplannen. Vaker aan thuiswerken denken wanneer dat mogelijk is. Niet alleen in je eigen voertuig stappen maar samen reizen. Of een andere route of ander vervoer kiezen, denk aan het openbaar vervoer, de fiets of veerverbindingen.”

Samenwerking

Hoe komt een dergelijke grote samenwerking tot stand? Hans Tanis: “Om samen te werken moet je een plan hebben en mensen samenbrengen. Vanuit Altena hebben we alle gemeentebestuurders langs het traject én de bestuurders van provincies en het waterschap benaderd en onze zorgen en ideeën gedeeld. Ik heb verteld dat ik graag de handen ineen sla om een krachtige gesprekspartner te zijn en op te komen voor onze inwoners en bedrijven. Mijn collega’s waren unaniem eens om daar eens goed over door te praten. Dat was onze eerste stap. Vanuit daar is er een opdracht geformuleerd en is er ook ambtelijk een groep opgezet. We hebben de plannen met alle partijen verder uitgewerkt en daarna ook Rijkswaterstaat en het ministerie aangehaakt. Dit heeft geleid tot waar we nu staan. Ook voor Rijkswaterstaat is deze aanpak nieuw. Ze willen dit graag als blauwdruk gebruiken bij andere trajecten.”

De partners zijn gemeenten Altena, Geertruidenberg, Gorinchem, Houten, Molenlanden, Nieuwegein, Oosterhout, Vijfheerenlanden, Waterschap Rivierenland, provincies Noord-Brabant, Zuid-Holland, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Meer informatie over de verbreding A27: www.a27houtenhooipolder.nl.

 

Mini seminar Inrichting van mobiliteit in woonwijken

‘Wil je wat bereiken in gemeenteland, dan moet je durf tonen’. Op woensdag 28 juni organiseren we weer een online mini-seminar. Deze keer gaan we in gesprek over de inrichting van mobiliteit in woonwijken.

Chris Huijboom en Arno van der Steen van de HAN gaan in op woningbouw en mobiliteit, een heel actueel onderwerp in deze tijd. Hoe ga je om met parkeernormen, deelmobiliteit, hubs en openbaar vervoer bij nieuwe of bestaande woonwijken? Welke rol speelt technologie daarbij? En waar kun je op vertrouwen? Hoe realistisch is dat?

Voor wie?

Voor wethouders mobiliteit of ruimte, raadsleden, beleidsadviseurs van gemeenten, andere overheden en vertegenwoordigers van universiteiten en hogescholen.

De online bijeenkomst is aansluitend op de Algemene vergadering van het GNMI en duurt van 15.30 tot 16.30 uur.

Aanmelden kan via deze link

Netwerkdag Voetgangersbeleid: van opkomende kennis naar praktijk

Wil je echt in gesprek over voetgangersbeleid? Op dinsdag 27 juni organiseren we, samen met de gemeente Leiden en MENSenSTRAAT, een netwerkdag in het stadhuis van Leiden. Met interessante verhalen en presentaties, een lunch, discussies en een excursie te voet.

Wil je op informele, open en leerzame contacten opdoen binnen het voetgangersbeleidsdomein? Tijdens deze bijeenkomst is er ruimte voor verspreiding, uitwisseling en bespreking van relatief nieuwe kennisontwikkelingen in een collegiale en vriendschappelijke atmosfeer: kennisdelen en discussie staan centraal. Er is ook voldoende ruimte om persoonlijke contacten met betrekking tot voetgangersbeleid te maken, onderhouden en verdiepen.

Tijdens de bijeenkomst gaan we in op de organisatie van beleidsprocessen en de uitkomsten van onderzoek binnen het voetgangersbeleidsdomein. De werkelijke kenmerken van mobiliteit, verblijven en veiligheid van voetgangers komen aan bod. Maar ook belangrijke definities en uitgangspunten binnen het domein: wat doen voetgangers, wat houdt voetgangersveiligheid in en voetgangersruimte is geen restruimte, maar essentieel voor maatschappelijk functioneren.

We bespreken de groei naar een slagvaardig voetgangersbeleid, de nieuwe beleidspraktijk in een gemeente en de verbeteringen van de verzameling en beschikbaarheid ongevals- en slachtoffergegevens van voetgangers. Welke ontwikkelingen zijn er te bespeuren en hoe zou daar op moeten worden ingespeeld? Daar gaan we op in tijdens de discussie.

Het wordt een dag om elkaar te informeren, inspireren en met elkaar van gedachten te wisselen over allerlei verschillende aspecten van voetgangersbeleid.

Met wie?

  • Rob Methorst – MENSenStraat, promovendus TU Delft op voetgangersbeleid
  • Paul Schepers – Rijkswaterstaat, adviseur en onderzoeker verkeersveiligheid
  • André de Wit en José Besselink – gemeente Rotterdam – voetgangersbeleid
  • Karin Klein Wolt – VeiligheidNL – coördinator verzameling ongevallengegevens

Voor wie?

Deze netwerkdag is voor iedereen die zich professioneel bezighoudt met de verbetering van de positie, mobiliteit en veiligheid van voetgangers in de openbare ruimte: beleidsmakers, ontwerpers, verkeerskundigen, stedenbouwers, kennisdragers en voetgangersbelangenbehartigers.

Wanneer?

Dinsdag 27 juni van 10.00 tot 15.00 uur in het stadhuis van Leiden, Stadhuisplein 1, 2311 EJ Leiden.

Aanmelden kan via deze link.

Aanpak overlast geluid van voertuigen

Overlast van verkeersdeelnemers, die opzettelijk veel lawaai maken met hun motoren en auto’s, is een groot probleem voor inwoners en gemeenten. Het geluid komt vaak ver boven het geluid wat je van deze voertuigen mag verwachten, in sommige gevallen tot wel 20 tot 30 decibel meer. Dit komt door gedrag, aanpassingen aan het voertuig of een combinatie daarvan. De handhaving op deze excessen is moeilijk; de regelgeving is complex.

De G4 gemeenten zoeken naar een aanpak van dit probleem en zijn in overleg met betrokken partijen, zoals de RDW, de politie en het Ministerie van IenW. Inmiddels is in G4 verband is, mede op basis van een advies van TNO, een drie sporen aanpak opgesteld. Het eerste spoor is gericht op de vereenvoudiging van de handhavingsaanpak. Het tweede spoor is het verkennen van de mogelijkheden van inzet van geluidmetingen (onder andere door inzet van geluidflitspalen) en het derde spoor is communicatie. Dit laatste omdat een groot deel van de overlast voortkomt uit gedrag.

Niet alleen de G4 gemeenten hebben last van dit probleem. In bijna alle gemeenten is, in meer of mindere mate, sprake van overlast. Het kan daarbij ook gaan om overlast van recreatieverkeer op dijk-, duin- of heuvelwegen.  Dat vergt een andere aanpak dan die in de grote steden. Kennisdeling bij de aanpak van de overlast, zowel op wegen in de grote steden, als in gemeenten met overlast op de recreatieve routes, is van belang en het GNMI netwerk kan daar bij helpen.

Meer informatie en een verwijzing naar diverse nota’s, staan in het artikel van Amsterdam in het blad Geluid van de NSG. Voor meer informatie over de GNMI-themagroep verkeersveiligheid, neem contact op met Arthur ter Weeme.

 

Nieuwsbrief April 2023

Oplossingen voor digitale gehandicaptenparkeerkaart

De gehandicaptenparkeerkaart staat de laatste jaren in de belangstelling van gemeenten en gebruikers. Gebruikers hebben te maken met omslachtige regels voor het gebruik ervan en gemeenten maken zich zorgen over misbruik en fraude. Meerdere gemeenten hebben daarom via SHPV en het GNMI hun krachten gebundeld om ervoor te zorgen dat er een digitale variant van de gehandicaptenparkeerkaart wordt ontwikkeld. Gebruikers krijgen daardoor meer gemak en gemeenten krijgen meer grip op het gebruik. 

SHPV heeft in de afgelopen maanden gewerkt aan de actualisatie van het landelijke digitale register, waarin gemeenten de kaartgegevens vastleggen. Dit register wordt door de RDW beheerd.
Daarnaast komt er een koppeling met het Nationaal Parkeerregister, zodat de match tussen parkeeracties en de geldigheid van de gehandicaptenparkeerkaart kan worden gemaakt.

Nu de functionaliteiten duidelijker worden, bevindt het project zich in een volgende fase, waarin gekeken wordt naar het besluitvormingsproces voor de invoering van de digitale gehandicaptenparkeerkaart door gemeenten. Het gaat dan bijvoorbeeld over de acceptatie van de digitale gehandicaptenparkeerkaart en de processen rondom gemeentelijke regelgeving en gegevensverwerking. Het GNMI trekt hierin samen op met het SHPV via projectleider Jaap Berends.

Hoofdrailconcessie NS: aandacht voor begrijpelijk spoorsysteem en gemeentelijke belangen

In 2024 loopt de bestaande concessie van het Rijk voor de exploitatie van het hoofdrailnet af. Het kabinet heeft het voornemen om de concessie opnieuw aan de NS te gunnen voor de periode 2025-2035. De Tweede Kamer steunde dit voornemen afgelopen najaar. Het GNMI was betrokken bij het concept programma van eisen en gaf een aantal aandachtspunten mee aan het ministerie van i&W rondom reizigersinformatie en het voorkomen van overaanbod aan deelmobiliteit.

Afstemming met stads- en streekvervoer 
Stations hebben vaak een knooppuntfunctie in het openbaar vervoer. Veel gemeenten hebben te maken met de NS als primaire treinvervoerder en dat vraagt om goede afstemming tussen het treinaanbod en het stads- en streekvervoer. Vanwege personeelstekorten en de afname van het aantal reizigers na de coronacrisis moeten alle zeilen worden bijgezet om een goed voorzieningenniveau te behouden.  

Goede voorzieningenniveau op stations 
Het Rijk vindt dat de invulling van de dienstverlening op stations het beste aan de NS kan worden overgelaten. De praktijk laat alleen zien dat op steeds meer plekken het aanbod van persoonlijke hulp en reisinformatie aan reizigers afneemt, terwijl de vraag naar ondersteuning groeit. Onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid laat zien dat een groep reizigers moeite heeft om zijn weg te vinden binnen het openbaar vervoer: reisinformatie is te complex, er is behoefte aan begeleiding en digitale oplossingen zijn voor sommige reizigers te lastig in het gebruik.  
 

Grip op deelmobiliteit in de hoofdrailnetconcessie 
Deelmobiliteitsoplossingen zijn steeds meer in opkomst. Er wordt landelijk gewerkt aan een goed programma om de groei van deelvoertuigen en andere oplossingen in goede banen te leiden. Stedelijke gemeenten geven vaak ruimte aan deelvoertuigen en provincies introduceren ook vormen van gedeeld aanbod zoals haltetaxi’s of deelfietsen, aanvullend of ter vervanging van reguliere buslijnen. Dat kan ertoe leiden dat er een wirwar aan aanbod ontstaat omdat de NS in de voorgenomen concessie-eisen alle ruimte krijgt voor de ontwikkeling en exploitatie van dit aanbod.  
Naast het risico van marktverstoring ontstaat drukte in de openbare ruimte en ontbreken schaalvoordelen als de ontwikkeling van deelmobiliteitsvormen te veel de vrije hand krijgt.  

Meld je aan: wetenschappelijke hulp bij mobiliteitsbeleid

Ben jij beleidsmedewerker bij een gemeente? En heb jij een vraagstuk op het gebied van mobiliteit, waar nog onvoldoende kennis op ontwikkeld is? Of over de concrete ontwikkeling en uitvoer van nieuw mobiliteitsbeleid? Dan hebben we goed nieuws!

Samen met zes Nederlandse hogescholen organiseert het GNMI een bijeenkomst met de centrale vraag: welke behoefte hebben gemeenten naar wetenschappelijk onderzoek voor het maken van mobiliteitsbeleid? In deze sessie bekijken we samen met de hogescholen hoe praktijkgericht onderzoek gemeenten verder kan helpen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het ontwikkelen of uitvoeren van mobiliteitsbeleid, maar ook om het wetenschappelijk onderbouwen van nieuw beleid.

Laagdrempelig

Als je bij het maken of uitvoeren van mobiliteitsbeleid tegen grotere vraagstukken aanloopt, is ondersteuning vragen van een hogeschool misschien niet het eerste waar je aan denkt. Onderzoekers, docenten en studenten aan hogescholen kunnen in zo’n situatie juist uitkomst bieden. Hoe? Tijdens deze bijeenkomst willen we medewerkers van gemeenten in een informele sfeer laten kennismaken met de onderzoeksmogelijkheden, die hogescholen bieden. Het werkveld van gemeenten staat hierbij centraal.

Voor wie?

Beleidsmedewerkers mobiliteit van alle gemeenten in Nederland mogen meedoen. Voor deze pilot hoeft jouw gemeente dus geen lid te zijn van GNMI. Ook als je niet zeker weet of je een vraag hebt die geschikt is voor praktijkonderzoek, kun je je aanmelden. Als meerdere gemeenten een vergelijkbare vraag hebben, kunnen we de vragen misschien wel bundelen.

Wanneer?

We plannen de bijeenkomst vóór de zomer. Een concrete datum volgt zo snel mogelijk.

Aanmelden

Kan via deze link. We houden je dan op hoogte. Aan deelname aan de bijeenkomst zijn geen kosten verbonden.

Achtergrond

Gemeenten worden voortdurend geconfronteerd met nieuwe maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, die betrekking hebben op mobiliteit. Goede kennis van trends en mogelijkheden daarover is onmisbaar. GNMI verkent samen met diverse partijen zoals hogescholen, universiteiten en CROW hoe ze de verbinding tussen wetenschap en het gemeentelijke mobiliteitsbeleid kunnen versterken. Zo kunnen gemeenten geholpen worden met kennisontwikkeling en -deling, trainees en nog veel meer. Kennisinstellingen zijn op hun beurt ook geholpen met concrete vraagstukken en plaatsen om hun onderzoek te verrichten. Zie ook dit webbericht.

De Stationsagenda: hoe staat het ervoor?

Treinreizigers waarderen de Nederlandse stations. Veel verplaatsingen met het openbaar vervoer starten of eindigen op een treinstation. Op en rondom de stations spelen veel belangen en uitdagingen, zoals je ook kunt lezen in het artikel over station Deurne. In het Toekomstbeeld OV is daarom afgesproken dat er een landelijke beleidsvisie voor de stations komt: de Stationsagenda. Wat komen gemeenten tegen in omgevingen van de stations? En hoe is het GNMI betrokken bij het opstellen en uitwerken van deze visie?

Stations en stationsgebieden zijn complexe omgevingen
Goede treinstations zijn draaischijven in het OV-netwerk: veel reizigers beginnen of eindigen hun reis op die plek. Ze verwachten een gestroomlijnde omgeving waarin je makkelijk je weg kunt vinden, dat het duidelijk is welke vervoersmogelijkheden er zijn en dat je er comfortabel kunt wachten. Reizigers hebben veel waardering voor de inrichting en het beheer van treinstations. Tegelijkertijd is er ook een wereld van verschil in beleving, comfort en inrichting tussen de grootste treinstations in de steden en de kleine stations in het landelijk gebied en de voorsteden. Dat geldt ook voor de beleving door bepaalde groepen reizigers die behoefte hebben aan houvast, bewegwijzering en basisvoorzieningen zoals toiletten. Hier is sprake van een botsing tussen de werelden van snelheid en begrijpelijkheid. Voor gemeenten is er op het station geen directe rol weggelegd. Dat is anders in de openbare ruimte, waar veel functies binnen een beperkte – en vaak drukke – ruimte worden ingebed.

One size fits all
Vanuit het verleden (de splitsing van het NS-concern in 1995) is er een wirwar aan eigenaren en bevoegde partijen ontstaan, waardoor gemeenten niet altijd duidelijkheid over de situatie hebben. NS Stations is hoofdzakelijk eigenaar én exploitant. Dit zorgt voor duidelijkheid, maar ook voor ‘one size fits all’ vanuit overwegingen van exploitatie en commercie, terwijl er steeds meer behoefte is aan het toestaan van verschillen in inrichting en exploitatie tussen typen stations. Het GNMI ziet de Stationsagenda alleen daarom al als nuttig instrument, omdat er meer duidelijkheid komt over wat we maatschappelijk verwachten van stations(omgevingen). Daarover kunnen afspraken tussen overheden en spoorse partijen gemaakt worden.

Kwetsbare reizigers
Het GNMI heeft de ontwikkeling van de Stationsagenda, die begin februari 2023 werd gepubliceerd, op de voet gevolgd. Onder andere door deelname aan een aantal ontwerpateliers en het organiseren van het gesprek tussen Rijk en gemeenten in de contactgroep Openbaar Vervoer. Daarin zijn we ingegaan op de samenwerking tussen gemeenten en de spoorse partijen. Dat gebeurde op drie kernthema’s: de ondersteuning van kwetsbare reizigers, de inrichting en verdeling van ruimte en de samenhang tussen buitenruimte en stations. We hebben deze punten ook meegegeven tijdens de consultatiefase.

Bereikbaarheid en verzuurzaming
In de stationsomgevingen komen veel gemeentelijke opgaven samen: inwoners willen zich op een begrijpelijke en betaalbare manier verplaatsen en doen dat binnen een schaarse ruimte. Dat vraagt om het maken van goede afspraken, voldoende grip op de ruimte en de mogelijkheid om via stations(gebieden) bij te dragen aan opgaven zoals verduurzaming en energieopwekking.
In stedelijke gebieden zijn goed ingerichte, bereikbare stations essentieel om de nieuwbouw van woningen te realiseren. In het landelijk gebied speelt de vraag hoe stations bijdragen aan de basisbereikbaarheid van voorzieningen en gebieden. En ongeacht het type gemeente zijn er ook steeds meer inwoners die te maken hebben met chronische ziekten en beperkingen. Diverse groepen reizigers ervaren op dit moment te weinig aandacht voor begrijpelijke reisinformatie, het zoeken en vinden van routes en basisvoorzieningen zoals toiletten.

Duidelijke koers ontbreekt
Er valt nog het nodige te sleutelen aan de inrichting en het beheer van de buitenruimte in relatie tot het station. Door het huidige ‘one size fits all’ is maatwerk in inrichting en beheer van stations lastig. Stations in de voorsteden of langs gedecentraliseerde spoorlijnen kunnen juist ingebed worden in het regionale OV-systeem, in plaats van te functioneren als toegangspunten tot een landelijk gestructureerd spoorsysteem. Deze lijn valt ook door te trekken als het gaat om de gemeentelijke rol in stationsgebieden: gemeenten ervaren veel druk om allerlei functies – van deelfietsen tot internationaal busvervoer – in te bedden in deze gebieden. Er ontbreekt op een aantal punten een duidelijke koers om de ruimtelijke vraag rondom stations in goede banen te leiden: stationsgebieden hebben immers ook commerciële waarde en zijn een aantrekkelijke plek om functies zoals wonen en werken toe te voegen, terwijl er ook een vraag naar stallings-, parkeer- en opstapruimte is. Deze punten hebben we namens het GNMI meegegeven aan het ministerie van I&W en worden betrokken bij de verdere uitwerking van de Stationsagenda.

De Kamerbrief en de Stationsagenda zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.

 

Deurne: samen voor een gezellig en duurzaam stationsgebied

Station Deurne werd onlangs verkozen tot het meest aantrekkelijke station van Brabant. En dat is niet voor niets. Het stationsgebied heeft in de laatste jaren, dankzij een samenwerking tussen bewoners en ondernemers, een transformatie ondergaan. Een voorbeeld voor andere stations in Nederland. We spraken erover met initiatiefnemer, Michel Lintermans.

Hoe is de samenwerking tot stand gekomen?

Michel LIntermans

Michel Lintermans

Michel Lintermans:omdat ik veel met de trein reis kwam ik op vaak andere stations. Ik zag dat de grote stations leuk worden aangekleed, onder andere met plantenbakken. Dit wilde ik ook in Deurne, maar ik kreeg hiervoor geen toestemming van de NS en ProRail. Vervolgens ben ik met de gemeente in contact gekomen en hebben we samen een start kunnen maken. Ik ging met veel enthousiasme aan de slag om medestanders te vinden om een zinvolle en duurzame verbetering in aan te brengen. Deze samenwerking resulteerde in Coöperatie Stationspark Deurne.’

Hoe ging het verder?

‘Bij elk nieuw idee heb ik steeds nieuwe verbindingen gelegd. Bijvoorbeeld contacten met buurtbewoners en ondernemers. Een watertappunt en een fietspomp had ik al ergens anders zien staan en deze diensten hebben we ook bij station Deurne gerealiseerd. Als smeermiddelen van verbinding en ontmoeting hebben we concrete actiepunten
geformuleerd om mee te starten. Sommige daarvan zijn gerealiseerd, andere staan op de
rol om uit te voeren. We hebben bijvoorbeeld het elektriciteitshuisje bij de fietsenstalling van aan de Spoorlaan bekleed met mooie oude foto’s van station Deurne en vrolijke, kleurrijke bloemen. Verder is er de glazen plaat gekomen met daarop de tekst van het lied van Wim Sonneveld. Een echte eyecatcher is natuurlijk ook de muurschildering De Kronieken van Deurne,” gemaakt door de beste mural kunstenaars van de wereld,’ vertelt Lintermans.

Jullie hebben diverse prijzen gewonnen. Wordt de aanpak al overgenomen door andere initatieven?

Michel: ’naast de mooie waardering ‘beste station van Brabant’ door Nederlandse reizigers (Stationsbelevingsmonitor 2022, een onderzoek van I&O Research in opdracht van NS en ProRail onder 85.000 treinreizigers) ontvingen we nog twee andere prijzen. In 2015 de Pluk van de Pettefletprijs. Die is vernoemd naar het boek van Annnie M.G. Schmidt, waarin de hoofdrolspeler Pluk zich met succes inzet om het betegelen van een park achter de Petteflet tegen te gaan. En in 2019 wonnen we de derde prijs in de Engelse wedstrijd om de ‘ACoRP’s Community Rail Awards 2019’ voor stations met de mooiste aankleding. Helaas zijn er nog geen vervolginitatieven in Nederland. Er zijn stations die interesse hebben om aan te sluiten bij onze Vereniging Station Lokaal. Voorbeelden hiervan zijn station Krabbendijke (Zeeland), Gilze Rijen en Horst Sevenum.’

Heb je tips voor andere gemeenten om zo’n project te starten? 

Michel: ’het beste is om contact te leggen met onze Vereniging Station Lokaal. We hebben nog niet zo lang geleden de steun en subsidie van het Ministerie van IenW ekregen om het idee landelijk uit te rollen. Samen staan we sterker!

 

Lees hier meer over de ontwikkelingen van de Stationsagenda.