Themabijeenkomst smart mobility voor gemeenten

Op donderdag 11 februari 2021 organiseren we samen met Future Mobility Network en Fronteer een workshop over smart mobility. Een actueel onderwerp: wat zijn de grootste uitdagingen en hoe kun je daar als gemeente mee omgaan? De bijeenkomst is bedoeld voor beleidsadviseurs van gemeenten en is online bij te wonen.

Hoe krijg je beter inzicht in wat er op je af komt? Hoe kunnen we parktische kennis over smart mobility uitwisselen? We hopen met de bijeenkomst de rol van de gemeente in kaart te brengen en daarnaast de behoeften van gemeenten om deze goed te kunnen uitvoeren. Denk daarbij aan de juridische kaders, maatschappelijke vraagstukken, interne samenwerking tussen mobiliteit, ruimte, ict, energie en klimaat, financiële opgaven, samenwerking met partners, toegang tot kennis en een overzicht van praktische tools. Na afloop bespreken we met andere stakeholders hoe we hier samen een vervolg aan kunnen geven.

Coding the Curbs

We aan de slag met Coding the Curbs om te zien wat mobiliteitsaanbieders al digitaal doen in de openbare ruimte en wat je als gemeente daarmee kunt doen. Daarnaast kijken we hoe smart mobility in de gemeentelijke organisatie kan worden verankerd. De gemeente Den Haag neemt ons mee in hun visie op smart mobility.

IVO: landelijk strategisch mobiliteitsoverleg

De GNMI Themabijeenkomst smart mobility vindt plaats op het tijdslot van het IVO, het landelijk strategisch mobiliteitsoverleg van gemeenten. In het IVO wisselen gemeenten onderling kennis uit over ontwikkelingen rondom klimaat en mobiliteit, digitalisering en deelmobiliteit. De gemeenten gaan daarnaast in het IVO direct in gesprek met de Rijksoverheid, VNG en andere stakeholders over de ontwikkelingen in landelijk mobiliteitsbeleid en wetgeving. Je hoeft niet aangesloten te zijn bij het IVO om je aan te kunnen melden voor de themabijeenkomst.

GNMI Themabijeenkomst Smart Mobility

Datum: donderdag 11 februari 2021
Tijd: 15:00 – 17:00
Doelgroep: beleidsadviseurs van gemeenten (mobiliteit, klimaat, data, etc.)
Locatie: online sessie
Kosten: geen
Meer informatie volgt na aanmelden

Mogelijk ook interessant

Platform WOW

Praktijkcolleges Smart Mobility
7 praktijkcolleges: online
Op donderdagen van 08.30 – 10.00 uur 
Eerste in de reeks: 28 januari 
Voor wie: wegbeheerders
Meer informatie

Busje met pakketbezorger

Hoe gaan we om met stadslogistiek?

De toename van e-commerce, verduurzaming en de groei van steden heeft invloed op de logistieke stromen binnen steden. Voor het GNMI en de Topsector Logistiek was dit de aanleiding om een bijeenkomst met stedenbouwkundigen, planologen en verkeerskundigen te organiseren. Conclusie: gemeenten zijn bezig met het ruimtelijk inpassen van stedelijke logistiek, maar er zijn veel vragen over het omgaan met initiatiefnemers en het bundelen van logistieke stromen.   

Nul-emissiezones kapstok voor ambitie maar zorgen ook voor vragen 

De Uitvoeringsagenda Stadslogistiek heeft de ambitie om in 30 tot 40 Nederlandse steden een nul-emissiezone voor stedelijke logistiek in te voeren. Deze ambitie vraagt ook om goede randvoorwaarden rondom het afhandelen van logistieke stromen binnen steden. Een aantal gemeenten gaf aan dat er actief wordt nagedacht over een gemeentelijke beleidsvisie op logistiek, wat een nieuwe ontwikkeling is. Zorgen voor voldoende laadcapaciteit, stimuleren van gebundelde stedelijke distributie en het faciliteren van hubs voor het gebundeld uitleveren van goederen zijn de gemene delers tussen gemeenten. Een centrale vraag daarbij is wat de gemeentelijke rol is en hoe ver de gemeente moet gaan in het al dan niet financieel ondersteunen van de exploitatie van hubs. Op regionaal niveau wordt logistiek nog niet over de volle breedte ingebed in de nieuwe Regionale Mobiliteitsprogramma’s. 

Logistieke stromen vragen om maatwerk 

Connekt onderzocht de goederenstromen op lokaal niveau. Grofweg zijn er drie stromen te onderscheiden:  

  1. stromen van punt naar punt met volle vrachtauto’s en beperkte aantallen locaties  
  2. ad-hoc leveringen met wisselbare locaties
  3. kleine leveringen waarbij micro-hubs in wijken of bij bedrijven geschikt zijn voor het uitleveren van goederen

Uit de discussie bleek dat gemeenten bezig zijn met het onderzoeken van de (on)mogelijkheden van micro-hubs. De hamvraag daarbij is wáár micro-hubs goed ruimtelijk kunnen worden ingepast en hoe je klanten en leveranciers verleidt om goederenstromen naar de micro-hubs te brengen in plaats van het afleveren bij de deur. Daarentegen zijn stadsrandhubs in combinatie met parkeren en magazijnfuncties voor winkels al redelijk ingeburgerd. Gemeenten denken ook na over hun voorbeeldrol als inkoper en het stimuleren van emissieloze en efficiëntere logistiek.  
Een actueel aspect is hoe de samenwerking tussen betrokken partijen gestimuleerd kan worden en hoe kan worden omgegaan met het combineren van ontwikkelingen zoals het voorzien in een afleverpunt bij nieuwbouwwijken. Het oppakken van deze ontwikkelingen vraagt ook om goede samenwerking tussen gemeenten, projectontwikkelaars en goederenvervoerders. 

Kennisvraag van gemeenten wordt verder opgepakt 

Het GNMI en de Topsector Logistiek gaan aan de slag met de vragen vanuit gemeenten. In het voorjaar van 2021 zal er een geactualiseerde handreiking voor stedelijke logistiek verschijnen waarin ook aandacht is voor de ontwikkelingen van hubs. Daarnaast worden de gemeentelijke beleidsvisies in kaart gebracht en organiseert het GNMI met de Topsector Logistiek een klankbordgroep van gemeenten voor kennisdeling en onderlinge afstemming met het oog op de invoering van de nul-emissiezones stadslogistiek. 

Het GNMI en … Astrid van den Aker (gemeente Amersfoort)

Ik vind het fijn om met vakgenoten te sparren

Astrid van den Aker werkt als adviseur mobiliteit bij de gemeente Amersfoort. Het leuke en soms moeilijke aan openbaar vervoer vindt ze dat het zowel over lange termijn gaat als over ad-hoc zaken. Het blijft een uitdaging om in de stad te zorgen voor goed openbaar vervoer met de beperkte ruimte die er is.

Astrid van den Aker

Duurzame mobiliteit

Astrid: ’Sinds januari 2019 ben ik voorzitter van de contactgroep OV van het GNMI. Ik beschouw OV, net als fietsen en lopen, als een belangrijke pijler onder ‘duurzame mobiliteit’. Daarnaast is het nooit saai om te maken te hebben met verschillende partijen: van raadslid tot concessieverlener en van bewoner tot vervoerder. Mijn voorganger adviseerde me eens aan te schuiven bij de voorloper van de contactgroep OV. Toen heette het nog de VOC: de Vereniging Openbaar vervoer Centrumgemeenten. Dat bleek een goed advies te zijn. ’

Gezamenlijke stem

‘De onderwerpen die tijdens ons overleg aan bod komen zijn heel divers en actueel. Om er een paar te noemen: Mobility as a Service, toegankelijkheid, internationaal busvervoer, Zero Emissie, knooppunten, Toekomstbeeld OV, OV-beleidsplannen, Bus Rapid Transit, 30 km-zones en een busvriendelijke inrichting, maatwerkoplossingen en vervoersarmoede. Vaak zijn er inspirerende presentaties door derden. Het is handig, en soms noodzakelijk, om gezamenlijke een stem te laten horen namens steden die belang hechten aan een goed openbaar vervoer,’ vindt Astrid.

Netwerk vergroten

Astrid: ’Het is fijn om een groep vakgenoten te hebben om mee te sparren. We houden in ons overleg altijd een ‘rondje langs de steden’ waarbij ik merk dat er veel onderlinge herkenning is. Ik vind het slim om voorbeelden en ervaringen van andere gemeenten te gebruiken in mijn eigen werk. Het zou mooi zijn als we ons GNMI-netwerk kunnen vergroten, maar daar wordt aan gewerkt! Ik zou in onze contactgroep nog wel meer interactie willen. Nu we vooral thuis werken kunnen we niet echt bij elkaar in de keuken kijken, dat is jammer. Misschien kunnen we tot dat wel weer kan zoeken naar een nóg laagdrempeligere manier van elkaar ontmoeten. Als iemand een leuk idee heeft of meer informatie over de contactgroep OV wil weten hoor ik het graag!’

Bouwkraan in een woonwijk

Ondersteuning voor gemeenten rond bouwlogistiek

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat biedt ondersteuning bij onderzoek naar verbeteringen van bouwlogistiek. Vermindering van verkeershinder en emissie is daarbij het doel. Voor gemeenten geldt daarbij: wie het eerst komt, wie het eerst maalt.

Klimaatakkoord, schone lucht, stikstof, congestie en woningbouwopgave: zomaar een aantal begrippen die laten zien dat steden de komende jaren een grote opgave hebben om de stad leefbaar en bereikbaar te houden. Dat heeft gevolgen voor personenmobiliteit en stadslogistiek.

Binnen stadslogistiek neemt de bouw een groot aandeel in (>30%) en door de grote bouwopgave zal dat alleen maar toenemen. Hoewel transport altijd nodig blijft laten pilotprojecten zien dat het anders organiseren van bouwlogistiek kan leiden tot forse reducties van het aantal ritten (>60%), overlast en verkeersonveiligheid, terwijl de bouwefficiëntie toeneemt.

Rol voor gemeenten

Gemeenten kunnen hierin een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld vanuit hun rol als opdrachtgever (bouwlogistieke eisen in de aanbesteding), opsteller van omgevingsplannen (aandacht voor bouwlogistiek), vergunningverlener (bouwlogistiek onderdeel van het vergunningstraject) en via het gemeentelijke verkeersbeleid. Een deel van deze instrumenten is in 2018 door de Topsector Logistiek beschreven in de studie ‘Met recht een verduurzaming van bouwlogistiek’.

Het toepassen van deze instrumenten blijkt in de praktijk vaak nog lastig. Gemeenten moeten keuzes maken in wat ze willen bereiken en welke instrumenten daarbij passen. Vooral geldt dat intern de afdelingen hun aanpak op elkaar moeten afstemmen. Goede gemeentelijke inzet op bouwlogistiek betekent dat er een gezamenlijke aanpak komt vanaf planvorming tot daadwerkelijke handhaving tijdens bouwwerkzaamheden.

Ondersteuningsaanbod voor 10-15 gemeenten

De ondersteuning vanuit het ministerie van IenW richt zich juist op het toepassen van de instrumenten. Gemeenten kunnen daarvoor gebruik maken van de diensten van projectmanager Duurzame Bouwlogistiek (Christiaan van Luik), die daarvoor is aangesteld. Hij kan gemeenten ondersteuning bieden bij het implementeren van het beschikbare instrumentarium (in een concrete praktijkcase) en bij de samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen.

In aanmerking komen

Per gemeente/project is ondersteuning beschikbaar vanuit de projectmanager met een maximum van ongeveer acht adviesdagen. De insteek is om in het komende jaar zo’n 10-15 projecten bij gemeenten te ondersteunen en de ervaringen die daarin opgedaan worden verder te verspreiden. Gemeenten (of een samenwerking van buurgemeenten) die interesse hebben in dit ondersteuningsaanbod kunnen contact opnemen: Christiaan.luik@bciglobal.com | 06 22 915 123

Parkeerautomaat

Contactgroep Parkeren oktober: digitalisering gehandicaptenparkeerkaart en actuele gemeentelijke parkeervisies

Op 7 oktober kwam de GNMI Contactgroep parkeren weer bijeen.
Er werd er gesproken over de ontwikkelingen rondom het digitaliseren van de gehandicaptenparkeerkaart en de gemeente Eindhoven gaf een presentatie over de actualisering van het parkeerbeleid.

Digitalisering gehandicaptenparkeerkaart 

De gehandicaptenparkeerkaart wordt door gemeenten verstrekt en is geldig binnen de hele Europese Unie. In veel Nederlandse gemeenten worden alle parkeerproducten gedigitaliseerd en dat geldt inmiddels ook voor de gehandicaptenparkeerkaart. Dat roept de vraag op hoe er gecontroleerd kan worden op de geldigheid van de kaart en misbruik kan worden voorkomen. Dat laatste punt speelt vooral bij gemeenten waarin de gemeenteraad heeft besloten dat kaarthouders vrij kunnen parkeren in gebieden waar parkeerbelasting wordt geheven. De technische faciliteiten om parkeerrechten aan het toezicht te koppelen zijn op orde, maar sommige gemeenten voeren ook een extra product in om bijvoorbeeld de vrijstelling parkeerbelasting mee te regelen. Op verzoek van de contactgroep gaat het GNMI kijken hoe gemeenten in deze discussie staan en of er landelijk afspraken kunnen worden opgesteld, waarbij gemeenten vanzelfsprekend beleidsvrijheid houden. 

Gemeentelijk parkeerbeleid: duurzaamheid en leefbaarheid 

In veel GNMI-gemeenten wordt gewerkt aan het actualiseren van het gemeentelijke parkeerbeleid. Veel steden groeien maar kunnen onmogelijk de stijgende vraag naar parkeerruimte oplossen. Daarom wordt ingezet op maatregelen die de parkeerdruk matigen of verspreiden zoals het verminderen van parkeerruimte op straat zodat de openbare ruimte bijvoorbeeld meer regenwater kan verwerken of kan vergroenen. Duurzaamheid en leefbaarheid worden voor gemeenten steeds belangrijker. 

De gemeente Eindhoven gaf een presentatie over de ontwikkelingen in hun parkeerbeleid. De stad wil inzetten op hoogwaardig openbaar vervoer en zoekt naar financiële oplossingen waarbij projectontwikkelaars gestimuleerd worden om op een andere manier naar de mobiliteitsvraag te kijken. De gemeente liet een rekentool voor parkeernormen ontwikkelen en legt de relatie met hittereductie en vergroening. Andere beleidsplannen leggen juist weer de relatie met de noodzakelijke grip op beschikbare parkeercapaciteit.  


Uit de discussie bleek dat gemeenten worstelen met de vraag hoe afkoopregelingen vormgegeven kunnen worden en hoe de opbrengsten ingezet kunnen worden voor andere mobiliteitsontwikkelingen die de parkeerdruk helpen verminderen.  
Het GNMI werkt aan een informatieblad, waarin een aantal actuele parkeervisies vanuit de achterban wordt gepresenteerd en ook de dilemma’s in het parkeerbeleid onder de aandacht worden gebracht.  

Het GNMI en… Adriaan Walraad (voorzitter Intergemeentelijk Verkeersoverleg)

Kennis en ervaring in perspectief plaatsen voor de deelnemers; maar voor mij persoonlijk is het vooral de kruisbestuiving

Hij is sinds 2011 lid en sinds 2019 voorzitter van het Integraal Verkeersoverleg (IVO). Adriaan Walraad is verkeerskundig generalist, gerechtelijk deskundige en HBO-docent RO-Mobiliteit. Hij schrijft blogs over verkeersveiligheid en de menselijke kant daarvan. Kennisuitwisseling is een groot onderdeel van zijn dagelijkse werkzaamheden.

Adriaan Walraad

Kruisbestuiving

Adriaan: ’waar de VNG de bestuurlijke lobby voor gemeenten verzorgt in Nederland, draagt het Intergemeentelijk Verkeersoverleg (IVO) de vakinhoudelijke argumenten voor de lobby aan. Tien jaar geleden ben ik in contact gekomen met het IVO. Op dat moment was ik coördinator van het team verkeersplanologen van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Het IVO was toen nog onder de vlag van de VNG, sinds 2016 verzorgt het GNMI de voorbereiding en ondersteuning van het IVO. Toen ik de overstap maakte van ’s-Hertogenbosch naar Windesheim Flevoland, om daar een nieuwe HBO-opleiding verkeerskunde op te bouwen, kon ik gelukkig blijven deelnemen aan de bijeenkomsten van het IVO. De opleiding staat inmiddels; ik ben daar nog steeds vakdocent, een dag per week. Met zijn deelnemers biedt het IVO veel kennis en ervaring en de kruisbestuiving tussen de opleiding en het IVO is fantastisch.’

Intrinsieke motivatie

‘Het IVO is een overkoepelend overleg en behandelt uiteenlopende onderwerpen rond verkeer, vervoer en mobiliteit. Dat kunnen bijvoorbeeld nieuwe en actuele dossiers op rijksniveau. Maar we delen ook eigen ervaringen en eigen projecten met elkaar. Het is leuk om te zien dat de deelnemers van het IVO en onze studenten van Windesheim Flevoland dezelfde intrinsieke motivatie ontwikkelen. De betrokkenheid bij het vakgebied is groot. Vanzelfsprekend zijn de bestuurlijke VNG-lobby en de inzet van het GNMI vast punten op de agenda.’ vertelt Adriaan.

Kennis wordt concreet

Adriaan: ’tijdens een IVO-overleg wordt een onderwerp vaak ingeleid en daarna bediscussieerd. Daardoor wordt de aanwezige kennis over en ervaring met dit onderwerp meteen in perspectief geplaatst. Kennis wordt daardoor concreet. Volgend jaar willen we doorgaan met de huidige bijeenkomsten en daarnaast nog een tweede reeks bijeenkomsten doen rond een enkel thema, waarbij we op vakinhoudelijk dan meer de diepte ingaan. Bijvoorbeeld smart mobility of 30 km/u als de norm binnen de bebouwde kom. Vanwege decentralisaties is veel verkeerskundig werk bij gemeenten komen te liggen, lang niet altijd met de middelen die daarvoor nodig zijn. Een goede lobby van gemeenten is daarom belangrijk. Met theoretische kennis alleen kom je er als gemeente niet; toegepaste kennis -kennis in perspectief geplaatst- en ervaring is hard nodig. De VNG en het GNMI maken gebruik van deze waardevolle kennis voor de lobby en beleidsontwikkeling op het landelijke niveau.’