Werkgroep zero emissie doelgroepenvervoer op bezoek bij Connexxion

De werkgroep Zero Emissie Doelgroepenvervoer was te gast bij Connexxion in Amstelveen, een van de grootste elektrische laadinfra hubs van Europa. Daar kregen ze informatie over de locatie en hoorden ze waar Connexxion mee bezig is ten aanzien van elektrisch vervoer en hoe de integratie tussen doelgroepenvervoer en OV te realiseren is. Daarnaast werd er gesproken over de voortgang van het Bestuursakkoord zero emissie doelgroepenvervoer. Het GNMI voert in opdracht van de Rijksoverheid het secretariaat van het bestuursakkoord en de coalitie Zero emissie doelgroepenvervoer uit.

Totale eigenaarslasten zero emissievoertuigen 

Vervolgens was er een toelichting op de TCO (Totale eigenaarslasten) tool die in opdracht van Pianoo is ontwikkeld. Met deze tool kan een compleet overzicht verkregen worden in de kosten en baten van overstap naar Zero Emissie, zowel op elektrisch als op waterstof. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de totale looptijd en de gemiddelde kosten per kilometer. Hiermee kunnen realistische bestekken worden opgesteld voor opdrachtgevers en vervoerders, waarbij opgemerkt wordt dat het een model is: maatwerk zal in een aantal gevallen nodig blijven.

Updates monitor en laadinfrastructuur

Alex Mink (GNMI) gaf een korte toelichting op stand van zaken monitor die het GNMI in opdracht van het Ministerie van I&W maakt. Na bespreking met ministerie en afronding, wordt de monitor gedeeld.

Paul Broos (ELaadNL) vertelde over de stand van zaken wat betreft de laadinfrastructuur. In 2030 zijn ongeveer 2 miljoen laadpunten nodig. Elektrisch laden vraagt maar een paar procent extra capaciteit en dat kan het netwerk goed aan. Een van de uitdagingen zit in het tijdstip van laden (voorkomen van piekbelasting). De bedoeling van de nieuwe Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL)  is hierin een bijdrage te leveren onder andere door goede afstemming voor een dekkend laadinfranetwerk en korte plaatsingstijd van laadvoorzieningen. Het GNMI heeft de aandachtspunten voor het doelgroepenvervoer overgebracht aan de landelijke stuurgroep NAL.

Knelpunten

In opdracht van het ministerie van I&W brengt EV Consult alle knelpunten en de benodigde maatgelen in beeld. Bram Leusink (EV consult) vertelde dat op basis daarvan een routekaart gemaakt wordt, die zal leiden tot acties in de komende jaren.

De deelnemers ontvingen een overzicht van de knelpunten en gaven daarop ieder vanuit eigen beleving aan wat de belangrijkste punten zijn. Op basis hiervan wordt vastgesteld dat vier knelpunten in het bijzonder aandacht vereisen:

  1. Beschikbaarheid (rolstoel)busjes met zero emissieaandrijving (elektrisch of waterstof)
  2. Afschrijvingstermijn in relatie tot hoge investeringen
  3. Beschikbaarheid geschikte laad- en tankinfra
  4. Inzicht in kosten & baten

Subsidiemogelijkheden

Er zijn veel subsidies, die zich grotendeels focussen op de beginfase, legde Gillis van Overbeek (RVO) uit. Subsidies voor verdere marktopschaling en aanschafsubsidies zijn op dit moment nog beperkt; er wordt aan gewerkt om dat te verbeteren. Europese regelingen zijn over het algemeen minder toegankelijk voor het mkb en de vervoersbranche. Een optie is om met het Ministerie van I&W te verkennen hoe de subsidiemogelijkheden voor doelgroepenvervoer te verbeteren zijn. De komende maanden wordt hieraan aandacht gegeven vanuit het GNMI.

Coalition of the willing zero emissie doelgroepenvervoer te gast bij busremise Connexxion in Amstelveen

GNMI Contactgroep Openbaar Vervoer op 25 september te gast bij VDL in Valkenswaard

De Contactgroep OV van het GNMI is op 25 september te gast bij busbouwer VDL in Valkenswaard. Op de agenda van de vergadering staan onder meer de elektrificatie van het busvervoer en VDL presenteert de trends in de ontwikkeling van nieuw busmaterieel. Beleidsadviseurs van gemeenten kunnen zich aanmelden voor de bijeenkomst.

Tijdens de vergadering van de GNMI Contactgroep OV gaan de gemeenten in gesprek met Stichting E-Laad over de elektrificatie van busvervoer. Ander bespreekpunt is de opgave rondom de fietsparkeervoorzieningen bij stations. Daarnaast informeren elkaar over de ontwikkelingen in het openbaar vervoer in de verschillende delen van het land. In de middag verzorgt VDL een presentatie over de trends, ontwikkeling en bouw van busmaterieel.

De vergadering van 25 september 2019 vindt plaats in Valkenswaard, start om 11:00 en is om ca 14:30 afgelopen. Meer informatie over de agenda en locatie volgt na aanmelden.

Leden van de Contactgroep OV kunnen zich aanmelden via de bekende kanalen of via onderstaand formulier. Is je gemeente nog niet aangesloten bij het GNMI? Je bent van harte welkom om geheel vrijblijvend deel te nemen aan de vergadering van 25 september. Je kunt je aanmelden via onderstaand formulier.

De Contactgroep OV is voor beleidsadviseurs van gemeenten die zich bezig houden met openbaar vervoer in relatie tot infrastructuur, het mobiliteitsbeleid, ruimtelijke ontwikkelingen, duurzaamheid en doelgroepenvervoer. In de Contactgroep OV worden gemeenten geïnformeerd over belangrijke landelijke ontwikkelingen in het OV-beleid en helpen gemeenten elkaar bij het oplossen van beleidsvraagstukken. De Contactgroep OV is onderdeel van het GNMI-Netwerk.

Dit formulier kan niet meer worden ingevuld. Voor vragen kunt u terecht bij het GNMI-secretariaat: gnmi@gnmi.nl of 06-28359632

GNMI-bijeenkomst over verkeersveiligheid op 31 oktober 2019 in Lelystad

Het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI) organiseert op 31 oktober 2019 een bijeenkomst voor beleidsadviseurs van gemeenten over verkeersveiligheidsbeleid. Op de agenda van de Contactgroep Verkeersveiligheid staan onder meer het Strategisch Plan Verkeersveiligheid, het Kenniscentrum Verkeersveiligheid, veiligheid rondom scholen en de registratie van landbouwverkeer. Gastgemeente Lelystad neemt de deelnemers mee in de ontwikkelingen rondom het lokale verkeersveiligheidsbeleid. Gemeenten kunnen zich nu aanmelden voor de bijeenkomst.

De Contactgroep Verkeersveiligheid vindt plaats op 31 oktober 2019 van 11:00 – 15:00 in Lelystad en bestaat uit een vergadering en middagprogramma. Tijdens de vergadering bespreken we met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de voortgang van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid en geeft het CROW een toelichting op het nieuwe Kenniscentrum Verkeersveiligheid. Veilig Verkeer Nederland informeert de gemeenten over de verkeersveiligheidsprojecten rondom scholen en het SWOV geeft een presentatie over de Verkeersveiligheidsvergelijker. De gemeente Lelystad een inhoudelijk middagprogramma waarin onder meer aandacht voor het lokale verkeersveiligheidsbeleid.

De begin- en eindtijd zijn onder voorbehoud, de agenda, de locatie en de invulling van het middagprogramma worden bekend gemaakt na aanmelding. Beleidsmedewerkers van gemeenten die al zijn aangesloten bij de Contactgroep Verkeersveiligheid kunnen zich aanmelden via het GNMI-Netwerk of met onderstaand formulier. Is je gemeente (of regionaal samenwerkingsverband van gemeenten) nog niet aangesloten bij het GNMI-Netwerk? Je kunt je dan ook aanmelden met onderstaand formulier. Alle collega’s van mobiliteit en van doelgroepenvervoer van je gemeente (of regio) kunnen dan desgewenst een halfjaar lang vrijblijvend en kosteloos gebruik maken van de dienstverlening van het GNMI en de platforms van het GNMI-Netwerk.

In de Contactgroep Verkeersveiligheid wisselen gemeenten onderling kennis uit over verkeersveiligheidsbeleid en bespreken we de opgaven voor de gemeenten met landelijke belangenorganisaties (onder andere VNG en VVN), kennisinstellingen (CROW en SWOV) en de Rijksoverheid (Ministerie van IenW en RDW). De Contactgroep Verkeersveiligheid maakt onderdeel uit van het GNMI-Netwerk. Het GNMI is een vereniging van en voor gemeenten op het gebied van mobiliteitsbeleid.

Selecteer een geldig formulier

GNMI Themabijeenkomst Grensoverschrijdende Mobiliteit over regionale verbindingen

Deze bijeenkomst komt te vervallen wegens een te beperkt aantal inschrijvingen

Het GNMI en de gemeente Doetinchem organiseren op 29 oktober 2019 een bijeenkomst voor gemeenten over regionaal grensoverschrijdende verkeer. De bijeenkomst vindt plaats in het kader van een reeks themabijeenkomsten van het GNMI over grensoverschrijdend vervoer.

In de Themabijeenkomst Grensoverschrijdende Mobiliteit komen de ontwikkelingen en uitdagingen rondom regionale spoorverbindingen, busdiensten en fietsroutes in de grensgebieden aan bod. We kijken daarnaast aan de hand van een voorbeeld uit de gemeente Oude-IJsselstreek naar deelautoprojecten en grensoverschrijdend gebruik.

De bijeenkomst is bedoeld voor gemeenten om elkaar te informeren,  van elkaar en van anderen te leren. Daarnaast brengt het GNMI aan de hand van de bijeenkomst in kaart welke problemen zich voordoen bij grensoverschrijdende mobiliteit zodat we in gezamenlijkheid naar oplossingen kunnen zoeken. Deze bijeenkomst maakt onderdeel uit van een serie themabijeenkomsten, waarbij naast de regionale verbindingen aandacht is voor langeafstandsbussen en de bestuurlijke samenwerking.

De Themabijeenkomst Grensoverschrijdende Mobiliteit is primair bedoeld voor beleidsmedewerkers van gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden, maar ook beleidsadviseurs van andere overheden zijn van harte welkom. De bijeenkomst vindt plaats op 29 oktober in Doetinchem tussen 11:00 en 15:00. Meer informatie over de locatie en de agenda volgt na inschrijving.

Aanmelden voor de bijeenkomst:

Selecteer een geldig formulier

Samen werken aan goed openbaar vervoer: drie voorstellen voor afstemming tussen gemeenten en vervoersautoriteiten

Het GNMI roept de provincies op om samen met gemeenten te werken aan de verbetering van het openbaar vervoer. Provincies en gemeenten hebben elkaar op dit vlak veel te bieden, maar weten elkaar niet altijd goed te vinden.
Goed openbaar vervoer levert een bijdrage aan de gemeentelijke opgaven binnen het sociaal domein en het zorgen voor een leefbare leefomgeving. Bovendien zijn de Nederlandse gemeenten de grootste wegbeheerder.
Er zijn dus goede redenen om de samenwerking te versterken. Daarom hebben de nieuwgekozen Provinciale Statenleden een informatiesheet met een aantal suggesties vanuit het ambtelijke gemeentelijke netwerk ontvangen. 

De provincies hebben de komende jaren veel te doen in het openbaar vervoer. In stedelijke omgevingen neemt de vraag naar goed OV toe, terwijl in het landelijk gebied en aan de rand van steden de vraag speelt onder welke voorwaarden een goed basisaanbod van collectief vervoer kan worden geregeld. Vanuit het provinciale ruimtelijke beleid is er tegenwoordig ook steeds meer aandacht voor de samenhang met bereikbaarheidsvraagstukken en de relatie tussen openbaar vervoer en een goede en schone leefomgeving. Toch verloopt de samenwerking niet altijd even soepel: gemeenten en provincies weten elkaar niet altijd even goed te vinden.
Daarom doet het GNMI een aantal praktische aanbevelingen:

  • Voor beide overheidslagen geldt dat de integratie van openbaar vervoer en doelgroepenvervoer winst oplevert. Gemeenten worden de komende jaren geconfronteerd met een toenemende vraag naar doelgroepenvervoer, vooral vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning, en provincies willen graag een rendabeler openbaar vervoersnetwerk ontwikkelen. Beleidsmatige en bestuurlijke afstemming kan beide uitgangspunten verenigen ;
  • Het zorgen voor een beheersbare klimaatverandering vraagt om investeringen in laadinfrastructuur. De huidige ontwikkelingen leiden ertoe dat er vooral op sectoraal niveau wordt gekeken naar laadinfrastructuur, terwijl de beschikbare ruimte en budgetten doelmatiger kunnen worden ingezet door laadinfrastructuur meervoudig in te zetten voor zowel het openbaar vervoer als het doelgroepenvervoer ;
  • Een goede afstemming tussen provinciaal ruimtelijk beleid en gemeentelijk wegbeheer kwaliteitswinst op. Kleine investeringen in doorstromingsmaatregelen en het afstemmen van OV-netwerkontwikkeling op het gemeentelijke wegbeheer pakken beter uit voor de collectieve portemonnee en de reiziger. Uiteraard geldt dit ook andersom: de afstemming tussen gemeentelijk ruimtelijk beleid en de provinciale aansturing van het OV-aanbod verdient ook aandacht. Daarnaast wordt de hele vervoersketen belangrijker: de positie van de fiets en voetganger is ondergewaardeerd in het OV-beleid. In enkele regio’s wordt voortvarend gewerkt aan de ontwikkeling van goede knooppunten tussen modaliteiten, zodat de reiziger op weg kan gaan met een optimaal aanbod. De ontwikkeling en het beheer van ketenvoorzieningen vraagt om het maken van goede beheersafspraken en het delen van investeringen.

De factsheet met tips voor het provinciale OV-beleid staat op de website van het GNMI en is toegezonden aan de 12 Provinciale Staten.

 

GNMI onderzoekt indicatiestellingen doelgroepenvervoer

De komende maanden onderzoekt het GNMI de kwaliteit van gemeentelijke indicaties voor het doelgroepenvervoer en de informatievoorziening aan klanten over vervoersvoorzieningen vanuit de gedecentraliseerde sociale wetgeving zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het GNMI voert dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

In maart 2019 heeft het kabinet de vernieuwingsagenda Iedereen onderweg vastgesteld. De vernieuwingsagenda moet leiden tot een kwaliteitsverbetering voor inwoners die gebruik maken van vervoersvoorzieningen in het sociaal domein. Daardoor wordt hun participatie binnen de samenleving vergroot en neemt de kwaliteit van leven toe. Tegelijkertijd hebben gemeenten sinds de decentralisaties in het sociale domein te maken met een grotere vraag naar zorg en ondersteuning, met budgettaire druk als gevolg.
Binnen de vernieuwingsagenda wordt gewerkt aan een drietal doelstellingen: het stimuleren van het OV-gebruik, de efficiëntere organisatie van het doelgroepenvervoer en de integratie van openbaar vervoer en doelgroepenvervoer. Concrete maatregelen zijn onder andere het verbeteren van de informatie over de toegankelijkheid van stations en haltes, het stimuleren van het OV-gebruik, reizigers meer regie geven over hun reis, betaalmogelijkheden en de verbetering van de dienstverlening aan reizigers.

GNMI onderzoekt stroomlijning van procedures en informatievoorziening over het doelgroepenvervoer
In opdracht van het ministerie van VWS onderzoekt het GNMI hoe de bestaande registratie- en indicatieprocedures voor het doelgroepenvervoer werken en waar er kwaliteitswinst vanuit het perspectief van de reiziger valt te halen. Daarbij wordt er ook gekeken naar de mogelijkheden voor een “centraal loket”, waar reizigers terecht kunnen voor informatie over het doelgroepenvervoer en het beheren van hun registratie- en indicatiegegevens.

 

 

Elektrische deelauto Uden

Europese richtlijn schone voertuigen: tips voor gemeenten

In mei 2019 is de Europese Richtlijn schone en energie-efficiente voertuigen (Clean vehicles directive) van kracht geworden. Decentrale overheden krijgen een verplichte minimale norm voor de aanbesteding van hun dienstvoertuigen opgelegd. Hierdoor beoogt de Europese Unie dat het aandeel schone voertuigen toeneemt en de Europese transportsector een gegarandeerde markt voor innovaties krijgt. De richtlijn geeft Nederlandse gemeenten en hun samenwerkingsverbanden de kans om via aanbestedingen aan te sturen op een groter gebruik van schone voertuigen.

Waar gaat de richtlijn eigenlijk over?

De Europese richtlijn schone voertuigen is van toepassing op alle relevante aanbestedingstrajecten door overheden, die onder de Europese regels voor aanbestedingen vallen. De daar geldende monetaire grenzen zijn ook toepasselijk op de toepassing van de Richtlijn schone voertuigen.   Alle gebruikstypen – dienstgebruik, bezorging, reinigingsdiensten, personenvervoer – en eigendomsverhoudingen vallen onder de reikwijdte van de richtlijn. Specifiek ontworpen voertuigen en functionele voertuigen, bijvoorbeeld voor wegenonderhoud en bosbouw, vallen niet onder de richtlijn. De lidstaat kan specifieke categorieën bij wet uitzonderen.

Welke minimale eisen stelt de richtlijn?

Voor Nederland geldt dat er tot eind 2025 tenminste 38,5% schone auto’s en bestelbussen moeten worden aanbesteed. Onder deze groep vallen zeer schone hybride voertuigen met een maximale uitstoot van 50 gram CO2 per kilometer. Na 2025 kunnen er alleen nog 0-emissievoertuigen worden aanbesteed om aan de norm te voldoen.

Voor vrachtwagens gelden andere percentages: voor de zware voertuigen stelt de richtlijn dat deze mogen meetellen als schone voertuigen, wanneer zij op rijden op alternatieve – niet-fossiele – brandstoffen (conform de definitie in Europese richtlijn Infrastructuur voor Alternatieve Brandstoffen, AFID 2014/94/EU). Hieronder vallen o.a. biobrandstoffen, gas en ook elektriciteit en waterstof. Voertuigen op biobrandstoffen worden alleen als schoon aangemerkt wanneer zij op 100% biobrandstoffen rijden.
De minimumpercentages voor de aanschaf van schone zware voertuigen zijn 10% (eind 2025) en 15% voor de periode 2026-2030.

Voor bussen geldt een minimumpercentage van 45%, tot eind 2025 en een minimumpercentage van 65% van 2026-2020, voor de helft ingevuld met 0-emissievoertuigen en voor de andere helft met voertuigen die rijden op alternatieve brandstoffen. Nederland ligt op schema om dit doel te halen via het Bestuursakkoord zero emissie busvervoer, waarin decentrale aanbestedende overheden verplichtingen opleggen aan concessiehouders. Deze ambitie wordt sneller dan beoogd gerealiseerd.

Hoe kunnen gemeenten aan de verplichtingen van de richtlijn voldoen?

De Europese richtlijnen gelden ook voor Nederlandse gemeenten. Inkooptrajecten rondom doelgroepenvervoer kunnen gebruikt worden om duurzame voertuigen uit te vragen. Het GNMI brengt partijen samen via de Coalition of the Willing Zero emissie doelgroepenvervoer om de introductie van schone en geschikte voertuigen te versnellen. Via regionale samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld rond de inzameling en verwerking van afval, kunnen inkooptrajecten voor voertuigen benut worden om schone voertuigen uit te vragen. Gemeenten kunnen ook als aandeelhouder van overheidsbedrijven aansturen op het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid door het kopen of leasen van schone voertuigen af te dwingen. Het PianoO-netwerk heeft een leergang duurzaam aanbesteden, waarin ook aandacht is voor de inkoop van schone voertuigen. Belangrijke aandachtspunten zijn dat de terugverdientijd voor de exploitant van het voertuig realistisch moet zijn en dat er voldoende infrastructuur voor opladen of tanken van alternatieve brandstoffen beschikbaar komt. Deze aandachtspunten komen o.a. terug in de uitrol van het Nationaal programma laadinfrastructuur.

Coalition of the Willing Zero emissie doelgroepenvervoer groeit verder en zoekt naar oplossingen duurzaam vervoer

Op 23 mei kwam de Coalition of the Willing Zero emissie doelgroepenvervoer bijeen. De coalitie werkt aan het bereiken van een volledig 0-emissie doelgroepenvervoer in 2025 en bestaat uit een brede groep opdrachtgevers, vervoerders en voertuigleveranciers. Het GNMI faciliteert de coalitie in opdracht van de Rijksoverheid en brengt partijen bij elkaar in het zoeken naar oplossingen en kennisdeling.

Coalition of the willing groeit door

De Coalitie telt momenteel 90 deelnemers, waaronder 73 gemeenten. Dit is een verdubbeling sinds de ondertekening van het Bestuursakkoord en Convenant Zero emissie Doelgroepenvervoer. 

Stimuleren van inzet 0-emissie voertuigen via inkooptrajecten

Gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden in het sociaal domein zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van vervoersvoorzieningen aan geïndiceerde inwoners. In het algemeen worden diverse vervoersstromen gebundeld in één systeem. Daarbij valt op dat aanbestedende overheden steeds meer inzetten op de inkoop van 0-emissie doelgroepenvervoer. De Rijksoverheid ontwikkelt een leergang duurzaam inkopen, waaronder vervoer, om gemeenten in brede zin op weg te helpen met duurzaam inkopen en aanbesteden. Er komen concrete instrumenten beschikbaar, zoals een tool om de integrale kosten (total cost of ownership) af te wegen en een processchema om gemeenten te informeren over de verschillende stappen om te komen tot de uitvraag van 0-emissie doelgroepenvervoer. Rijkswaterstaat, het ministerie van I&W en het GNMI werken aan een monitor om de voortgang van de uitrol van 0-emissie doelgroepenvervoer in kaart te brengen. 

Toename 0-emissie doelgroepenvervoer vraagt om wegnemen knelpunten financiering en operationaliteit

De ambitie voor volledig 0-emissie doelgroepenvervoer vraagt om de beschikbaarheid van geschikte en betaalbare voertuigen en financiering. Binnen de Coalition of the Willing lopen er meerdere acties om hierop grip te krijgen. Vanuit de Rijksoverheid biedt de brandstofvisie een beleidsmatige stimulans voor voertuigaanbieders. Er komt ook een overzicht van beschikbare subsidies beschikbaar. Het GNMI onderzoekt de mogelijkheden voor de financiering van voertuigen. In algemene zin valt op dat er beperkt geschikte 0-emissievoertuigen met rolstoellift beschikbaar zijn en dat vervoerders vooral behoefte hebben aan sober uitgevoerd materieel. Naast de beschikbaarheid van financiering en voertuigen speelt ook de looptijd van aanbestedingen een rol: de terugverdientijd en exploitatielasten zijn afhankelijk van de contractduur. Vanuit budgettaire sturing kiezen veel aanbestedende overheden voor relatief korte contracten, maar dat staat op gespannen voet met een haalbare exploitatie voor de vervoerder. In deze bijeenkomst zijn ook enkele knelpunten besproken, zoals de beschikbaarheid van laadinfrastructuur en toegang tot centrumgebieden met beperkte toegangsregimes voor voertuigen. Deze knelpunten worden verder uitgewerkt.

Gastheer Tribus gaf een rondleiding door de hal waarin voertuigen worden omgebouwd voor het doelgroepenvervoer, waaronder de elektrische rolstoelbus met een gewicht lager dan 3500 kilo en een modulair opgebouwde OV-bus. 

Meer informatie over de Coalition of the Willing Zero emissie Doelgroepenvervoer is te vinden op www.zeroemissiedoelgroepenvervoer.nl.

 

 

 

GNMI Contactgroep OV over landelijke MaaS-pilots, zero emissie doelgroepenvervoer en evaluatie marktwerking in het openbaar vervoer

De contactgroep OV kwam op 14 mei bijeen in Leeuwarden. De aanwezige gemeenten werden door het ministerie van I&W bijgepraat over de zeven pilots met Mobility-as-a-Service-vervoersdiensten, de uitvoering van het bestuursakkoord en convenant Zero emissie doelgroepenvervoer en de inzet bij de aankomende evaluaties over de marktwerking in het openbaar vervoer en de hoofdrailconcessie van de NS.

MaaS-pilots 

In Nederland kunnen MaaS-concepten een bijdrage leveren aan de beantwoording van verschillende mobiliteitsvraagstukken. Bijvoorbeeld in steden om het gebruik van infrastructuur te optimaliseren, in het landelijk gebied voor het verzorgen van een goed basisaanbod van bereikbaarheid.

Het Ministerie van I&W wil in een zevental pilots gaan kijken hoe Mobility-as-a-Service-diensten zich kunnen ontwikkelen. Op basis van specifieke uitdagingen – de bereikbaarheid van stedelijke ontwikkelgebieden, grensoverschrijdend vervoer en sociale bereikbaarheid – worden deze pilots in de markt gezet. Inschrijvers kunnen dan een aanbod rondom het plannen, boeken, reizen en betalen via een digitaal platform aanbieden. De pilots worden via een raamovereenkomst aanbesteed. Hiervoor is veel interesse onder een brede groep inschrijvers, die ook afkomstig zijn vanuit andere disciplines dan mobiliteit.

Naast het creëren van een gelijk speelveld en het voorkomen van monopolievorming is de omgang met data een belangrijk aandachtspunt voor de Rijksoverheid. Binnen de zeven pilots worden aanbieders verplicht om data te delen zodat de overheid inzicht krijgt in het functioneren van de dienstverlening.  Ook zorgt het ministerie voor een open API, zodat de informatie over het aanbod, de tarieven en het gebruik van MaaS-systemen uniform wordt weergegeven en verwerkt. Voor marktpartijen is deze ontwikkeling ook gunstig: het bouwen van gesloten systemen kost veel geld en de investeringskosten kunnen alleen worden terugverdiend als er voldoende klanten zijn dankzij een dominante marktpositie.

De aanwezige gemeenten gaven aan dat de omgang met data en het verdelen van schaarse ruimte nog een worsteling is. Veel gemeenten worden geconfronteerd met veel initiatiefnemers, maar vervolgens roept dat wel vragen op over hoe een gemeente voorwaarden kan stellen aan het delen van data en het verlenen van ruimtelijke schaarste onder de aanbieders. Wildgroei, zoals bij het lanceren van deelfietssystemen, moet worden voorkomen.  Het ministerie van I&W gaf aan dat beide vraagstukken aandacht krijgen. Ook de vraag naar betaalbaarheid voor een brede groep gebruikers speelde een rol tijdens de discussie: soms worden MaaS-systemen gepropageerd vanuit kostenbesparende motieven voor het doelgroepenvervoer en de onderkant van het reguliere openbaar vervoer. Dat leidt vaak tot hogere verplaatsingskosten en het opwerpen van een digitale drempel voor de gebruikers. Aan de andere kant zijn MaaS-systemen vanwege de exploitatie ook gebaat bij een grote gebruiksgroep.

Zero emissie doelgroepenvervoer

In 2018 hebben Rijksoverheid, gemeenten, vervoerders en voertuigleveranciers de ambitie voor een volledig uitstootvrij doelgroepenvervoer in 2025 vastgelegd. Inmiddels telt deze Coalition-of-the-Willing ruim 90 partijen, waaronder 73 gemeenten. Het GNMI voert in opdracht van de Rijksoverheid het secretariaat uit en zorgt voor het verder ontwikkelen van deze coalitie.

Om te komen tot een volledige 0-emissie in het doelgroepenvervoer moeten er nog enkele knelpunten worden weggenomen. Voertuigfabrikanten bouwen een steeds breder palet aan 0-emissievoertuigen en de batterijkwaliteit neemt te, maar de bestaande voertuigmodellen zijn niet of alleen tegen hogere kosten geschikt te maken voor doelgroepenvervoer. Daarnaast is de beschikbaarheid van laadinfrastructuur een reden van zorg, nu de elektriciteitsnetwerken in veel regio’s aan hun maximale capaciteit zitten. Dit is binnen de aankomende Nationale Agenda Laadinfrastructuur een prioriteit en het GNMI gaat aan de slag met het nadenken over een optimale inzet van laadinfrastructuur.

Vervoerders geven aan dat de relatief korte contracteringstermijnen op gespannen voet staan met de financierbaarheid van een volledige nul-emissievloot. Het GNMI onderzoekt financieringsmogelijkheden om deze problematiek het hoofd te bieden. Gemeenten zien daarentegen de kosten voor het sociaal domein stijgen en zoeken naar mogelijkheden om alle uitgaven beheersbaar te houden.

Evaluatie marktwerking in het openbaar vervoer en spoorordening

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is bezig met een aantal onderzoeken naar de marktwerking in het openbaar vervoer en de ordening van het spoor. Het GNMI speelt een rol in enkele onderzoeken als schakel met de lokale overheden. Gemeenten en de spoorsector komen elkaar tegen bij ruimtelijke vraagstukken rondom het station, maar ook bij werkzaamheden aan het spoor of bij de bouw van een tunnel en natuurlijk bij de afstemming tussen het lokale mobiliteitsbeleid en de nationale bereikbaarheidsopgaven. Het GNMI gaat met de komende tijd met gemeenten en de Rijksoverheid om tafel welke punten daarbij specifiek naar boven komen in het kader van het onderzoek naar de marktwerking.

GNMI Contactgroep verkeersveiligheid over voortgang SPV 2030, verkeersongevallendata en snelheden binnen de bebouwde kom

Tijdens de vergadering van de Contactgroep Verkeersveiligheid van 23 mei 2019 in Groningen werd duidelijk dat een succesvolle uitrol van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 vraagt om bekendheid met dit plan en voldoende capaciteit bij gemeenten. De gemeenten zijn bezorgd over de voorgenomen risico-analyses en de investeringsopgave die voortvloeit uit de maatregelen die genomen moeten worden voor een verkeersveiliger infrastructuur en beïnvloeding van het gedrag van verkeersdeelnemers. De gezamenlijke overheden zijn bezig om zich een beeld te vormen van de capaciteitsbehoeften. Daarnaast werd er gesproken over ongevallendata en de snelheden binnen de bebouwde kom. 

Op 23 mei vergaderde de Contactgroep Verkeersveiligheid in de bijzondere locatie ‘De Bovenkamer van Groningen’, een voormalige watertoren, midden in de binnenstad van Groningen.

Naast het Strategisch Plan Verkeersveiligheid is tijdens de vergadering van de Contactgroep Verkeersveiligheid gesproken over het voorstel van de RAI-Vereniging om de snelheid in de bebouwde kom van 50 km/u naar 30 km/u te verlagen. Tijdens de vergadering kwam naar voren dat gemeenten hier verschillende ideeën over hebben. Dit zit met name in de uiteenlopende verkeerskundige en ruimtelijke opbouw van gemeenten. Daarnaast heeft VeiligheidNL laten zien dat het mogelijk is om ook gegevens van ziekenhuizen te gebruiken voor het maken van verkeersveiligheidsbeleid. Dit blijkt een waardevolle aanvulling te zijn, maar roept ook de vraag op hoe om te gaan met tegenstrijdige of onvergelijkbare uitkomsten ten opzichte van BRON-data. De politie Noord-Nederland gaf uitleg over de samenwerking van politie en gemeenten in de ongevallenanalyse en de handhaving die daar voor een deel op wordt gebaseerd. Verschillende gemeenten waren enthousiast over de werkwijze en pleiten er voor om dit ook in de andere regio’s uit te gaan proberen.

De gemeente Groningen blijkt net als de gemeente Rotterdam verkeersveiligheidsbeleid te voeren dat voor een groot deel aansluit bij de SPV-gedachte. De uitrol van het beleid vraagt, ook voor grote gemeenten, veel aandacht en om een afweging qua beschikbare capaciteit en het budget. 

Aanvullend op het algemene verkeersveiligheidsbeleid heeft de Contactgroep kennis kunnen nemen van de fietsstrategie van de gemeente en de relatie met verkeersveiligheid en werden de deelnbemers door de Rijksuniversiteit getrakteerd op een levendige beschouwing van de psychologische aspecten van de fietsende verkeersdeelnemer. Beide presentaties gaven interessante inzichten en bieden stof om over na te denken voor gemeenten die met fietsveiligheid bezig zijn of gaan. Na de vergadering is de Contactgroep met de fiets op excursie gegaan door de binnenstad en hebben we praktijkvoorbeelden kunnen terug zien van wat eerder op de dag aan bod was gekomen.

Het onderwerp ‘Verkeersveiligheidsvergelijker’ (SWOV) is doorgeschoven naar de volgende vergadering. Deze vindt plaats op 31 oktober in Lelystad.