‘We lopen allemaal tegen dezelfde problemen aan’

Hans ten Barge is ketenregisseur parkeren bij de gemeente Arnhem. Hij begon in 1991bij het
toenmalige parkeerbedrijf Arnhem.  Sinds een tijd is hij vaste deelnemer van GNMI Parkeren.
Wat brengt dat hem?

Op welke manier ben je in contact gekomen met het GNMI?

Hans ten Barge

Hans:’ Ik heb al jaren zitting in de commissie gemeenten van de Vexpan. Deze commissie bestaat uit 15 gemeenten die zoveel mogelijk kennis delen op het gebied van parkeren. In 2018 kwam ik vanuit deze commissie in contact met Alex Mink, Alex werkte toen nog voor de VNG, het GNMI stond nog in de kinderschoenen. We hebben Alex toen uitgenodigd voor een commissie gemeentebijeenkomst. Ik ben enkele jaren daarna actief gaan deelnemen toen GNMI Parkeren ontstond.’

Waarom hebben jullie ervoor gekozen om mee te doen?
‘Ik vind kennis delen erg belangrijk, op het gebied van parkeren lopen we namelijk vrijwel allemaal tegen dezelfde problemen aan. Daarnaast vind ik het belangrijk om goede contacten te hebben met andere gemeenten. Ik haal erg veel uit netwerkbijeenkomsten. Er komt altijd wel een onderwerp aan de orde dat op dat moment ook in Arnhem speelt. Met vakgenoten sparren over deze onderwerpen vind ik erg waardevol. Vrijwel alle zaken waar we op het gebied van parkeren in Arnhem tegen aan lopen, zijn in andere gemeenten al aan de orde geweest. Gemeenten verschillen enorm van elkaar maar al pratende kom je dan uiteindelijk tot de beste oplossing voor jouw gemeente,’ vertelt Hans.

Wat speelt er op het gebied van mobiliteit nu vooral in jullie gemeente?
Hans:’ Op het gebied van mobiliteit speelt op dit moment vooral het duurzame mobiliteitsplan (DMP). Dit plan is recent door het college geaccordeerd en gaat vervolgens richting de raad. Als afgeleide van dit DMP gaan we aan de slag met een parkeerbeleidsplan, hier beginnen we na de zomervakantie mee. Specifiek op het gebied van parkeren speelt nu de aanbesteding parkeerdienstverlening; we hopen deze opdracht in mei 2024 te kunnen gunnen.’

Heb je nog ideeën of tips?
‘Ik ben erg blij met de samenwerking tussen de Vexpan, CROW, SHPV en het GNMI. Iedere organisatie heeft zijn eigen vorm van overleg op het gebied van parkeren. Ik denk dat we op dit vakgebied de overleggen meer moeten samenvoegen. Met name die van de Vexpan en het GNMI,’ besluit Hans.

 

 

Amsterdam zet in op fietsveiligheid

Het aantal inwoners van Amsterdam groeit. En daarom ook het aantal fietsers, inclusief e-bikes en fatbikes. Resultaat: toenemende drukte op fietspaden. De mogelijkheden om uit te wijken worden beperkter, de snelheidsverschillen zorgen voor meer inhaalbewegingen en het risico op ongevallen neemt toe. Twee derde van de fietsers voelt zich onveilig in het verkeer. Beleidsadviseur Verkeersveiligheid & Fiets bij de gemeente Amsterdam, Sietze Faber, vertelt wat er speelt en welke maatregelen er worden genomen.

Snelheidsverschillen

Sietze Faber

Sietze: ’De toenemende drukte en variatie in voertuigen en snelheid in Amsterdam heeft gevolgen voor de verkeersveiligheid in de stad. De laatste jaren zien we steeds meer soorten (brom)fietsen, zoals de e-bike, BSO-bus, bakfiets, cargobike, deelfiets en de fatbike (Licht Elektrische Voertuigen, LEVs). De snelheidsverschillen tussen deze fietsen met ondersteuning en gewone fietsen leiden tot schrikreacties en onverwachte situaties. Bovendien worden e-bikes en fatbikes vaak opgevoerd, waardoor de snelheidsverschillen nog groter worden. Met name de zwaardere fatbikes halen hoge snelheden en zijn daarmee een groter risico voor de verkeersveiligheid. Uit onderzoeken blijkt dat twee derde van de fietsers in Amsterdam zich vaak onveilig voelt. Er zijn regels hoe hard een fiets elektrisch mag worden aangedreven. Dat is tot 25 kilometer per uur. Uit ons onderzoek blijkt dat bijna de helft van de elektrische fietsen in Amsterdam harder rijdt dan 25 kilometer per uur. Hoewel er nog geen direct verband is aangetoond tussen (opgevoerde) e-bikes, fatbikes en een toename van verkeersslachtoffers, laten recente ongevalscijfers (Ambulancedata Amsterdam van 2022) wel een zeer hoog aantal fietsongevallen (meer dan 50%) zien. Het gevaar lijkt dus reëel, zowel daadwerkelijke ongelukken als de perceptie van weggebruikers.’

Proef 30-20

‘Dit voorjaar starten we met de proef ’30-20’, om snelle fietsers te stimuleren op de rijbaan te rijden voor meer rust en veiligheid op het fietspad. Fietsers hebben dan de keuze tussen de rijbaan met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en het fietspad met een adviessnelheid van 20 kilometer per uur. Op eigen kracht mogen fietsen op de rijbaan harder dan de maximum constructiesnelheid van 25 kilometer per uur tot een maximum van 30 kilometer per uur (dat is ook de maximumsnelheid voor het overige wegverkeer). Verkeersborden en ‘blauwe’ doorsteekjes naar de rijbaan attenderen snelle fietsers om naar de rijbaan te gaan. Gedurende drie maanden meten we het gebruik van rijbaan en fietspad en vragen we fietsers naar hun ervaring. De resultaten van deze proef worden gedeeld met het Rijk om mogelijke nieuwe regelgeving te ontwikkelen. In het Amsterdamse coalitieakkoord is het voornemen opgenomen om een maximumsnelheid op het fietspad te gaan onderzoeken. Dit onderzoek loopt. Op dit moment is het wettelijk niet mogelijk om een maximale snelheid voor het fietspad in te voeren. Om meer te weten over hoe dit in de praktijk zou kunnen werken, is de pilot 30-20 een mooie eerste stap,’ legt Sietze uit.

Maatregelen

Sietze: ‘Sinds begin dit jaar handhaaft de politie met de rollerbank voor LEVs. Met de nieuwste rollenbank kunnen ze, naast brom- en snorfietsen, ook van elektrische fietsen, speedpedelecs en fatbikes controleren of ze harder gaan dan toegestaan. Daarnaast zetten we als gemeente in op voorlichting bij jongeren over de risico’s van het opvoeren van LEVs. Bij een aanrijding ben je niet verzekerd en persoonlijk aansprakelijk voor letsel bij een aanrijding. Een ander aspect is dat er doorlopend wordt gewerkt aan de weg in Amsterdam. Bij werkzaamheden maken we meer ruimte voor fietsers, bijvoorbeeld door het aanleggen van bredere fietspaden.’

LEV-kader

‘Landelijk wordt gewerkt aan een nieuw nationaal toelatingskader voor lichte elektrische voertuigen (LEV-kader). Hierbij speelt de discussie over de plaats op de weg en maximumsnelheid. Het huidige (ambtelijk) voorstel is dat alle LEVs die reeds zijn toegelaten, gebruik mogen blijven maken van het (on)verplichte fietspad. Dit gaat ook om (zware) e-(bak)fietsen en bijzondere bromfietsen. Nieuwe voertuigen die in de toekomst op basis van het LEV-kader worden toegelaten op de openbare weg, mogen dat straks ook. In dit nieuwe LEV-kader wordt een maximumsnelheid gekoppeld aan het type voertuig en dit geeft weinig handvaten om deze type elektrische voertuigen op het fietspad te weren. Als alles op het fietspad blijft rijden, vraag ik me af hoe lang en of dit goed blijft gaan. Met name in Amsterdam zien wij hier een probleem ontstaan en pleiten we voor maatwerk. Handhaving is het sluitstuk van regelgeving op nationaal niveau, dit moet dus ook goed aan bod komen bij de implementatie. Denk ook aan een mogelijke kentekenplicht voor e-bikes en fatbikes om dit makkelijker te maken,’ besluit Sietze.

 

Afgelopen november drongen 43 gemeenten bij minister Harbers in een brandbrief aan op maatregelen om de toenemende overlast van opgevoerde e-bikes en met name van fatbikes aan te pakken. Er zijn diverse mogelijke maatregelen aangedragen, zoals een opvoerverbod, voorlichting naar jongeren, een minimumleeftijd, slimme handhavingsinstrumenten en meer bevoegdheden voor gemeentelijke boa’s. Ook de Tweede kamer maakt zich zorgen over de toenemende opgevoerde e-bikes en fatbikes en bijbehorende toenemende verkeersonveiligheid. In de op 13 februari aangenomen motie van de leden Van Dijk (NSC) en Grinwis (CU) wordt minister Harbers gevraagd om voor 1 april te komen met een aanvalsplan tegen de overlast van fatbikes met “daarin elementen zoals een stevig handhavingspakket, een opvoerverbod en een minimumleeftijd, en hierin ook opgevoerde e-bikes te betrekken.

 

Wil je ook kennis delen en meepraten over verkeersveiligheid? Dat gebeurt in de netwerkgroep GNMI Verkeersveiligheid: maandelijkse afstemming en kennisuitwisseling tussen gemeenten over verkeersveiligheidsbeleid en dialoog met Rijksoverheid over ontwikkelingen; samenwerking met VNG en CROW en advies van VVN en ANWB.

Trouw aan het GNMI

Dennis Woning deed veel ervaring op bij diverse gemeenten. Op dit moment is hij strategisch adviseur mobiliteit bij de gemeente Vijfheerenlanden. Hij blijft trouw aan het GNMI, ook in de rol van voorzitter van de netwerkgroep Parkeren.

Op welke manier ben je in contact gekomen met het GNMI?

Dennis Woning

Dennis: ’Dat is al een hele tijd geleden, ik denk wel bijna 10 jaar. Ik denk dat ik toen bij de gemeente Den Haag werkte of lesgaf als hogeschooldocent mobiliteit. Het was denk ik de tijd dat het Interregionaal Verkeersoverleg (IVO) samenging met de overlegstructuren van de Vereniging Openbaar Vervoer Centrum-gemeenten. De vorige gemeenten, waarvoor ik heb gewerkt waren toen op proefbasis aangesloten bij het GNMI. Dat waren de gemeenten Maassluis en HLT Samen.’

Waarom hebben jullie ervoor gekozen om mee te doen?

‘Door de positieve ervaring die ik in de jaren heb opgedaan leek het me nuttig om de gemeente Vijfheerenlanden ook te laten aansluiten. Het is heel nuttig om kennis uit te wisselen en te weten wat er speelt in andere gemeenten. Wij sluiten aan bij GNMI OV, IVO, Verkeersveiligheid en Parkeren. Van die laatste netwerkgroep ben ik al een tijd voorzitter. Gemeenten vertellen daar over hun ervaringen en waar ze tegen aanlopen, commerciële partijen vertellen over nieuwe toepassingen en andere partijen over landelijke ontwikkelingen. Ik hou zelf altijd in de gaten wat er speelt of wat er nog op de voorrraadagenda staat en bespreek dan met de mensen van het GNMI welke onderwerpen we agenderen,’ vertelt Dennis.

Wat speelt er op dit moment vooral in jullie gemeente? 

Dennis: ‘Op dit moment zijn we bezig met het opstellen van een strategische OV-visie. Daarnaast is het strategisch plan verkeersveiligheid onlangs vastgesteld en zijn we bezig me een nieuw parkeerbeleid. Omdat er binnenkort tijdens de avondspits inrijverboden komen tussen Vianen en Lexmond staat het weren van sluipverkeer erg in de belangstelling. Door het hanteren van  inrijverboden en camera’s blijft het sluipverkeer op de snelweg en kunnen alleen inwoners en ondernemers uit Vijfheerenlanden en bezoekers nog van deze wegen gebruik maken.’

 

Gerrit Schenk

Niet alleen leuk, maar ook enorm leerzaam

De gemeente Urk besloot onlangs om deel te nemen aan diverse netwerkgroepen van het GNMI. Waarom besloten zij dat en wat levert het op?

Gerrit Schenk

Gerrit Schenk

Gerrit Schenk is beleidsmedewerker Verkeer. Hij vertelt:’Ik had een abonnement op het CROW. Zij hebben, samen met een aantal partijen, waaronder het GNMI, het kennisnetwerk Parkeren opgericht. Dat was eind 2021. In eerste instantie was ik eerst lid van dit netwerk, maar toen ik hoorde waar het GNMI zich nog meer mee bezig houdt, heb ik mij aangemeld.’

Hoe is je ervaring met het GNMI tot nu toe?

‘Het GNMI heeft verschillende contactgroepen waar kennis en ervaringen gedeeld worden. Het mooie hieraan is dat gemeenten die een goed project hebben neergezet of een interessante ervaring hebben opgedaan, hier graag enthousiast over vertellen. Dat is niet alleen leuk, maar ook enorm leerzaam. Dat kan eigenlijk over alle onderwerpen binnen het mobiliteitsveld zijn, van woonerven tot snelwegen. Ook kun je via het GNMI in contact komen met professionals binnen het werkveld én andere belangenorganisaties. Zo ben ik via het GNMI lid geworden van de klankbordgroep mobiliteit van de VNG en van een Europese werkgroep die de Europese commissie adviseert over fietsveiligheid, de EGUM. Het GNMI is een verbindende organisatie die kansen biedt voor verdere samenwerking’, vertelt Gerrit.

Waarom hebben jullie ervoor gekozen om mee te doen?

Gerrit: ’Bij de gemeente Urk ben ik de enige beleidsmedewerker Verkeer. Daarnaast is er één medewerker Verkeer, die mij ondersteunt. Dat komt omdat Urk een relatief kleine gemeente is. Toch is de groeiopgave groot. We liggen in 2 NOVEX gebieden, we zijn betrokken bij de Lelylijn, we zijn bezig met een nieuwe ontsluitingsweg, we bouwen aan een woonwijk van 1650 woningen én ontwikkelen 100 hectare bedrijventerrein. Ook staan we aan de vooravond van een grote verschuiving in ons ov-systeem. We gaan van 1 naar 3 buslijnen. En de buslijn die we hadden, wordt deels gestrekt en gaat dus een volledig andere route rijden. We zijn een enorme groeikern. Dat maakt het vak veelzijdig, waardoor bijna alle netwerkgroepen van het GNMI ons werk wel raken. Aan de andere kant kunnen we door dit brede pallet aan opgaven weinig aanwezig zijn bij externe vergaderingen… We overwegen nog waar en of we lid kunnen blijven.’

Wat speelt er nog meer in jullie gemeente?

‘Wat betreft parkeren zijn we nu bezig met nieuw parkeerbeleid. Het is nog onduidelijkheid hoe we vrachtwagenparkeren gaan regelen. Ook speelt hier het plaatsen van laadpalen en het toestaan van kabelgoten of kabelmatten in de openbare ruimte. Hierover is er via het GNMI een heel nuttig document met ervaringen van andere gemeenten gedeeld,’ ligt Gerrit toe.

Ben je al bij bijeenkomsten geweest en zo ja, wat was je indruk?

Gerrit: ’Ik ben eigenlijk bij alle groepen al wel eens incidenteel aangesloten. Het voelt eigenlijk meteen vertrouwd. Veel meer collega verkeerskundigen en mobiliteitscollega’s lopen tegen dezelfde werkdrukproblemen aan. Daardoor is er een dynamische groep, waar iedereen zich snel welkom voelt. Het is niet een vastgeroest groepje dat elkaar al jaren kent en allerlei onderonsjes houdt. Ik hou van de ongedwongen sfeer en de verbindende kansen die het GNMI biedt.’

 

Het GNMI en… Wilma Slinger (CROW-KpVV)

Wilma Slinger werkt al heel wat jaren als projectleider en kennismakelaar in de verkeer- en vervoerwereld. Nu bij CROW en daarvoor bij het Kennisplatform Verkeer en Vervoer. Ze houdt zich bezig met thema’s zoals verkeersveiligheid, gedragsbeïnvloeding en de Omgevingswet in relatie tot mobiliteit. 

Samenwerken

Wilma:’ ik werk binnen het Kennisnetwerk SPV dat we als CROW gezamenlijk invullen met SWOV en sinds 2019 ben ik ook secretaris van het Kennisprogramma Verkeer en Vervoer dat CROW mag uitvoeren in opdracht van de provincies en de twee randstedelijke vervoerregio’s en waar een budget van 3,6 miljoen euro mee gemoeid is voor kennisontwikkeling, -uitwisseling en -borging. In 2018 werkte ik namens CROW aan een brochure over de Omgevingswet en Mobiliteit. Ik had al contact met het GNMI in die tijd en we hebben die brochure qua inhoud gezamenlijk afgestemd. Zo is de samenwerking gestart. Later kwamen daar de bijdrages bij vanuit CROW in de diverse contactgroepen zoals parkeren, openbaar vervoer en verkeersveiligheid. Sinds kort proberen we vanuit het KpVV-programma met enige regelmaat te praten met het GNMI over de ontwikkelingen die we zien en hoe we de samenwerking verder kunnen verstevigen. Bijvoorbeeld op een thema als goederenvervoer en logistiek, waar het GNMI actiever in is dan wij op dit moment.’

Niet vrijblijvend

‘We vullen elkaar goed aan. Wij halen veel bruikbare praktijkkennis uit de contactgroepen en brengen onze kennis en netwerken daar ook weer in en zorgen voor borging van die kennis. We hebben allebei het doel om de overheden beter in staat te stellen hun werk goed te doen. De samenwerking zoals die nu is, is heel prettig en we zien deze zeker niet als vrijblijvend. We willen ook echt wat met elkaar. Het plan is om bijvoorbeeld in bepaalde contacten met externe partijen meer gezamenlijk op te trekken. En het is goed om elkaar te voeden met signalen. Ons gezamenlijk overleg dat we sinds een paar maanden hebben is een goede stap in die nauwere samenwerking’, aldus Wilma.

Krappe budgetten

Wilma: ’overheden staan voor enorme uitdagingen om op heel veel terreinen aan verwachtingen te voldoen, terwijl de budgetten krap zijn. De druk op zoiets als een KpVV-programma is groot als het gaat om de kennisvraag in relatie tot de hoeveelheid thema’s. Je ziet een ontwikkeling in de kennisbehoefte naar meer integrale onderwerpen zoals gebiedsontwikkeling, toegankelijkheid en mobiliteitshubs, terwijl er ook vraag blijft naar kennis over de verschillende modaliteiten. En dat terwijl het budget gelijk blijft. Daarom is samenwerking (en cofinanciering) nodig met partijen binnen en ook buiten de verkeer- en vervoerwereld.’

 

Het GNMI en ….Charlotte Bax (SWOV)

Van elkaar leren is een belangrijke toegevoegde waarde van het GNMI 

Een brug slaan tussen de wetenschap en de praktijk op het gebied van verkeersveiligheid. Dat is waar Charlotte Bax dagelijks mee bezig is in haar werk bij SWOV en het Kennisnetwerk SPV (Strategisch Plan Verkeersveiligheid). Ze doet onderzoek naar hoe gemeenten en provincies kennis over verkeersveiligheid gebruiken.

kenniscafe

Online

Charlotte:’ Ik schuif regelmatig aan bij de GNMI-vergaderingen als SWOV of het Kennisnetwerk SPV informatie heeft over verkeersveiligheid die van belang is voor gemeenten. Het is fijn dat er een platform is waar gemeenten van en met elkaar kunnen leren over verkeersveiligheid. Ik merk dat de online bijeenkomsten mooie kansen bieden om elkaar te spreken, ook voor gemeenten die vóór de corona pandemie weinig tijd hadden om te reizen.’

Toekomst

‘Ik ben heel benieuwd hoe gemeenten komend jaar de uitvoeringsprogramma’s gaan oppakken en of de risico-analyses hierbij gaan helpen. We doen bij SWOV dit jaar onder andere onderzoek naar hoe gemeente aan kennis komen over de effectiviteit van verkeersveiligheidsmaatregelen. Daar zou ik graag eens over willen praten. Gemeenten die mee willen werken aan dat onderzoek kunnen met ons contact opnemen’, vertelt Charlotte.

Meer leden

Charlotte:’ Ik ben blij dat er met het GNMI een platform is waarbij gemeenten samen over verkeersveiligheid kunnen spreken. Het van elkaar leren is een belangrijke toegevoegde waarde van het GNMI. Het biedt ook mooie kansen om te inventariseren welke issues er leven bij gemeenten en die aan te kaarten bij provincies, het rijk en kennisinstituten. Het zou prachtig zijn als het GNMI nog meer leden zou kunnen aantrekken!’

Stefan van de Werken

Het GNMI en … Stefan van de Werken (gemeente Barneveld)

Het GNMI biedt ons ondersteuning en informatie en is onze lobbypartner

Zijn specialisme ligt op het gebied van de fiets en het openbaar vervoer. Stefan van de Werken is sinds 3,5 jaar verkeerskundige bij team Verkeer van de gemeente Barneveld. En de jongste deelnemer van de contactgroep Openbaar Vervoer van het GNMI. Wat houdt hem bezig?

Stefan van de Werken

Diversiteit aan werkzaamheden

Stefan:’ bij de gemeente Barneveld behandel ik verkeersvragen van inwoners en stakeholders, geef ik verkeerskundig advies voor (ruimtelijke) projecten zoals nieuwe woonwijken, herinrichtingen of revitalisatie en hou ik me bezig met het opstellen van beleid en visies (OV-visie en Nota Parkeernormen). Ook de uitvoering van maatregelen van het Gemeentelijk Verkeer -en Vervoersplan zoals het opstellen van een nieuw ontwerp voor straten, optimalisatie -of realisatie van fietsverbindingen, nieuwe bushaltes, parkeervraagstukken en kleine verkeerskundige aanpassingen behoort tot mijn taak. Hierbij brengen we stakeholders bij elkaar om tot een gedragen oplossing te komen. Ik ben ook het aanspreekpunt voor bewoners: van planvorming tot realisatie en nazorg.’

Plattelandsgemeente

 ‘Ik heb de Hbo-opleiding Mobiliteit aan Windesheim Flevoland gevolgd. In die tijd heette het GNMI nog VOC en had een aantal docenten korte lijntjes (zoals Pau Tjioe, toen nog voorzitter van de contactgroep OV). Ik heb het dus onder andere via gastcolleges en opdrachten al leren kennen. Toevallig was de werkgever waar ik nu zit ook al lid van het GNMI. Als ‘plattelandsgemeente’ moeten we veel lobbywerk verrichten. En dat is precies wat het GNMI ook doet en daar kunnen wij altijd terecht voor adviezen en steun,’ vertelt Stefan

Een onderwerp centraal

Stefan:’het GNMI biedt ons ondersteuning en informatie en is onze lobbypartner. Daarnaast wordt in de contactgroep (OV) veel nuttige informatie wordt gedeeld. Ik denk dat er nog kansen liggen er in de werkgroepen: vaker overleggen, maar met een onderwerp centraal is top! Dankzij het GNMI en de contactgroep is er veel ruimte om met collega-gemeenten te netwerken en te sparren over diverse onderwerpen. Soms loopt een andere gemeente net een stapje voor en soms kunnen wij juist weer iets aan een andere gemeente leren. De contactgroep OV is daar een erg prettige netwerkomgeving voor. Ook het digitale netwerk is handig: er is ruimte om vragen te stellen buiten de contactmomenten om. Dankzij de inzet van andere leden van de contactgroep is de vraag vaak al snel beantwoord. Voor het GNMI is geen OV-vraag of verzoek te gek.’

Stefan Westerman

Het GNMI en … Stefan Westerman (ANWB)

Via het GNMI krijgen we een actueel beeld van de visie en behoeften van gemeenten

Stefan Westerman is verkeerskundige en werkt als belangenbehartiger bij de ANWB. Sinds vorig jaar neemt hij met plezier deel aan de contactgroep Verkeersveiligheid van het GNMI. Daar worden veel thema’s besproken die relevant zijn voor de belangenbehartiging van de ANWB. Bijvoorbeeld de invulling van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.

Stefan Westerman
Stefan Westerman

Verkeersmobiliteit

Stefan: ’sinds mei 2019 werk ik bij de ANWB als belangenbehartiger. Mijn aandachtsgebied betreft alle onderdelen van verkeersmobiliteit, zoals de discussie over de helmplicht voor snorfietsers, ledenonderzoeken over verkeersveiligheid, de Motie over 30 kilometer als standaard in de bebouwde kom en het nieuwe rijbewijsstelsel. Hiervoor heb ik 15 jaar als verkeerskundige bij de gemeenten Velsen en Haarlem gewerkt.’

Lobby

‘Het is voor de ANWB belangrijk om een duidelijk en actueel beeld te hebben van de behoeften en visie van wegbeheerders op alle niveaus. De gemeenten zijn hierin een belangrijke schakel, omdat zij concrete invulling geven aan landelijke en Europese ambities op gebied van mobiliteit en verkeersveiligheid. Aan de andere kant kan de ANWB ook weer kennis delen vanuit de lobby bij de landelijke politiek, het ministerie van IenW en andere autoriteiten die met mobiliteit te maken hebben. De regelmatige bijeenkomsten van het GNMI zijn een prima gelegenheid om de onderlinge samenwerking af te stemmen. Ik kende het GMNI al vanuit mijn vorige werk als verkeerskundige. Na mijn overstap naar de ANWB werd ik gevraagd om de organisatie te vertegenwoordigen in de overleggen van het GNMI. En dat doe ik met veel plezier,’ vertelt Stefan.

Snel schakelen 

Stefan: ’de gevestigde naam van het GNMI onder wegbeheerders betekent dat er snel geschakeld kan worden in het netwerk van deelnemers. Dit biedt onder andere toegang tot veel praktijkkennis en de juiste inhoudelijke medewerkers bij organisaties om aan te sluiten bij diverse onderwerpen.

Dit jaar werd bij de online sessies vastgesteld dat dit in veel gevallen de voorkeur heeft boven fysieke bijeenkomsten. De meeste onderwerpen kunnen prima digitaal besproken worden en door het vervallen van reistijd kunnen meer deelnemers aansluiten.’

Peter van der Tuin

Het GNMI en … Peter van der Tuin (gemeente Zoetermeer)

We brengen Rijk, provincies, gemeenten en kennisorganisaties met elkaar in contact. Dit is zeker efficiënt.

Hij hield zich in de jaren tachtig bezig met de verkeerstechnische uitwerking van het huidige Stadshart. Peter van der Tuin begon zijn loopbaan namelijk als tekenaar-ontwerper bij de gemeente Zoetermeer. Daarna startte hij als verkeerskundige en dat is hij tot op de dag van vandaag. Een gesprek met de voorzitter van de GNMI Contactgroep Verkeersveiligheid.

Peter van der Tuin
Peter van der Tuin

Ontwerpen en verkeersveiligheid

Peter: ’Toen ik begon met werken heb ik mij, samen met andere disciplines, vooral beziggehouden met het ontwerpen en nader uitwerken van nieuwe woonwijken. Ik ben intensief betrokken geweest bij het project RandstadRail, de ombouw van de Zoetermeerlijn (van NS) naar lightrail en de nieuwe RandstadRaillijn naar de VINEX-wijk Oosterheem. Vanaf mijn start als verkeerskundige heb ik mij ook beziggehouden met verkeersveiligheid. Begin jaren negentig hebben wij het (toen nieuwe) concept ‘Duurzaam Veilig Wegverkeer’ van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) omarmd en in praktijk gebracht. Verkeersveiligheid is nog steeds een belangrijk onderdeel van mijn werk bij de gemeente Zoetermeer.’

Fysiek ontmoeten

‘Omdat ik meedraaide in het proces voor het landelijke Strategisch Plan Verkeersveiligheid werd ik uitgenodigd voor de (eerste) vergadering van de contactgroep Verkeersveiligheid van 26 september 2018 in Utrecht. Tijdens de tweede vergadering werd ik benoemd tot voorzitter. Sinds corona vergaderen we digitaal en dat gaat best goed. Maar het is leuker om elkaar fysiek te ontmoeten; tijdens de koffie- en lunchpauze kom je met elkaar in gesprek en er was als afsluiting altijd een korte excursie. We kwamen drie keer per jaar op locatie bijeen. Voor volgend jaar hebben we eens per maand een digitaal overleg van anderhalf uur ingepland. Als we elkaar weer fysiek kunnen ontmoeten dan zullen een aantal van die vergaderingen op locatie plaatsvinden,’ vertelt Peter.  

Kennisuitwisseling is dé meerwaarde

Peter: ’Tijdens ons overleg bespreken we veel onderwerpen zoals de Europese Richtlijn Verkeersveiligheid, het Strategisch Plan Verkeersveiligheid, de Registratie landbouwvoertuigen, Toelatingskader lichte elektrische voertuigen (LEV’s), de coronacrisis en verkeersveiligheid, het programma voor het aanpakken van onbewaakte overwegen, het verkeersongevallenprotocol, verkeersongevallendata, verkeer in de Stad en 30 kilometer per uur in de bebouwde kom. Collega’s geven presentaties over diverse onderwerpen en vervolgens discussiëren we hierover. Kennisuitwisseling is dé meerwaarde van de contactgroep. We brengen Rijk, provincies, gemeenten en kennisorganisaties met elkaar in contact.
Dit is zeker efficiënt. Er zijn ook onderwerpen waarover verschillend wordt gedacht. Ook dan is het waardevol om dit te delen. Door de contactgroep kunnen de leden ook afzonderlijk contact met elkaar zoeken als ze vragen hebben.’

Veilig thuiskomen

‘Ik vind het GNMI een waardevol platform voor kennisuitwisseling.
De vergaderingen worden uitstekend voorbereid en verlopen altijd heel prettig. Daarnaast kan via het GNMI een relatie worden gelegd met het Rijk en krijgen we te horen hoe tegen verschillende onderwerpen wordt aangekeken. Zij kunnen ook namens lagere overheden een boodschap uitgedragen over zaken waarop actie gewenst is. Voor Zoetermeer heeft verkeersveiligheid prioriteit. Voor ons is het uitgangspunt: Maak een Punt van Nul verkeersslachtoffers. Iedereen moet veilig thuiskomen,’ besluit Peter.

Het GNMI en … Astrid van den Aker (gemeente Amersfoort)

Ik vind het fijn om met vakgenoten te sparren

Astrid van den Aker werkt als adviseur mobiliteit bij de gemeente Amersfoort. Het leuke en soms moeilijke aan openbaar vervoer vindt ze dat het zowel over lange termijn gaat als over ad-hoc zaken. Het blijft een uitdaging om in de stad te zorgen voor goed openbaar vervoer met de beperkte ruimte die er is.

Astrid van den Aker

Duurzame mobiliteit

Astrid: ’Sinds januari 2019 ben ik voorzitter van de contactgroep OV van het GNMI. Ik beschouw OV, net als fietsen en lopen, als een belangrijke pijler onder ‘duurzame mobiliteit’. Daarnaast is het nooit saai om te maken te hebben met verschillende partijen: van raadslid tot concessieverlener en van bewoner tot vervoerder. Mijn voorganger adviseerde me eens aan te schuiven bij de voorloper van de contactgroep OV. Toen heette het nog de VOC: de Vereniging Openbaar vervoer Centrumgemeenten. Dat bleek een goed advies te zijn. ’

Gezamenlijke stem

‘De onderwerpen die tijdens ons overleg aan bod komen zijn heel divers en actueel. Om er een paar te noemen: Mobility as a Service, toegankelijkheid, internationaal busvervoer, Zero Emissie, knooppunten, Toekomstbeeld OV, OV-beleidsplannen, Bus Rapid Transit, 30 km-zones en een busvriendelijke inrichting, maatwerkoplossingen en vervoersarmoede. Vaak zijn er inspirerende presentaties door derden. Het is handig, en soms noodzakelijk, om gezamenlijke een stem te laten horen namens steden die belang hechten aan een goed openbaar vervoer,’ vindt Astrid.

Netwerk vergroten

Astrid: ’Het is fijn om een groep vakgenoten te hebben om mee te sparren. We houden in ons overleg altijd een ‘rondje langs de steden’ waarbij ik merk dat er veel onderlinge herkenning is. Ik vind het slim om voorbeelden en ervaringen van andere gemeenten te gebruiken in mijn eigen werk. Het zou mooi zijn als we ons GNMI-netwerk kunnen vergroten, maar daar wordt aan gewerkt! Ik zou in onze contactgroep nog wel meer interactie willen. Nu we vooral thuis werken kunnen we niet echt bij elkaar in de keuken kijken, dat is jammer. Misschien kunnen we tot dat wel weer kan zoeken naar een nóg laagdrempeligere manier van elkaar ontmoeten. Als iemand een leuk idee heeft of meer informatie over de contactgroep OV wil weten hoor ik het graag!’